Archieven

17 Maseur Anna Maria van den Hoogen, geestelijke dochter, thans wonende te Herpen, maakt haar testament. Ze wil begraven worden in de kerk van haar plaats van overlijden. Twee paters Capucijnen moeten haar uitvaart mee doen. Ze legateert 50 gulden aan de pastoor en kerkmeesters van Herpen voor een eeuwigdurende zingende jaargetijde. Ze legateert 50 gulden aan de kapel van Sint Anna op den Coolwijk voor twee eeuwigdurende lezende jaargetijden. Ze legateert 12 gulden voor zielmissen voor wijlen haar matante Maria Jacob van den Hogen, in haar leven ook geestelijke dochter. Verder wil ze nog 100 zielmissen voor zichzelf en 200 zielmissen voor haar ouders en bloedverwanten. Verder wil ze een jaar lang maandelijks een zielmis voor alle gelovige zielen in het vagevuur. Op die dagen moeten de erfgenamen ook een malder roggebrood bakken en uitdelen aan de armen. Op haar uitvaart moeten 21 witte waskaarsen van een pond staan; waarvan 4 op het hoog altaar, 6 rondom het lijk, 1 voor de H. Franciscus, 1 voor St. Antonius, 1 voor onze lieve Vrouw, en de andere 8 voor de kleine altaren. Ze legateert 25 gulden aan maseur Maria Cristina Lelivelt en daarna 12 gulden jaarlijks zolang zij leeft. Ze vindt dat het Onze Lieve Vrouwenbeeld in de kerk van Herpen niet goed staat en daarom legateert ze 16 gulden om een troon voor dat beeld te laten maken. Ze legateert 100 gulden aan de paters Capucijnen te Velp, en 150 gulden aan de sacristie te Velp. Ze benoemt haar moeder Rijxke van Boekel, weduwe Gijsbert van den Hoogen tot haar enige erfgename. Of anders haar eigen broers en zusters of hun kinderen. Opgemaakt voor Johan Francis Ploegh, notaris te Ravenstein en de getuigen Marcelis Voet en Wilhelmus van den Bogaert.

18 Gijsbert Hermens Gubbels, wonende te Huisseling, herroept zijn testament van 10-03-1765 voor notaris Ploegh te Huisseling gemaakt. Opgemaakt voor Johan Francis Ploegh, notaris te Ravenstein en de getuigen Marcelis Voet en Wilm van den Boogaardt.

19 Op 10-01-1763 is dit testament gemaakt. Op 10-09-1765 geopend op verzoek van weduwe Jacobus Spanjaerts. Inhoud: Jacobus Spanjaerts en zijn vrouw Joanna van Dijck, wonende te Demen, herroepen de huwelijkse voorwaarden van juli 1709 en alle eerdere testamenten. De testateur legateert 100 gulden aan de paters Capucijnen te Velp en ook 100 gulden aan de paters Minderbroeders te Megen, voor zielmissen. Ook 100 gulden aan het Corpus van de Armen tot Demen. Ook 50 gulden aan de pastorie van Demen voor een zingend jaargetijde. Hij legateert een halve morgen land te Demen aan zijn vrouw Joanna van Dijck, genaamd Reijnders heufken. Ook nog 100 gulden, ons beste bed met peluw, twee kussens en onze beste deken, twee paar beste slaaplakens, de twee beste melkkoeien, het beste varken etc. Zijn vrouw moet haar gouden ring aan het Lieve Vrouwen beeld in de kerk te Demen geven, na zijn dood. Zijn vrouw krijgt 25 gulden voor rouwkleding. Ze mag alle kleding houden. Verder krijgt ze het vruchtgebruik van alle goederen. De testateur heeft 250 gulden betaald aan zijn zwager Gerit van Dijck voor de helft van alle goederen die hij gemeenschappelijk met Joanna van Dijck bezat, maar dat bedrag is hij schuldig gebleven. Na zijn dood moet die schuld meteen worden afgelost. Zijn vrouw heeft beloofd dat ze tevreden is met deze verdeling en ze zal geen beroep doen op de gemeenschap van goederen. Testateur benoemt de kinderen van wijlen zijn broer Ceel Spanjaerts tot zijn enige erfgenamen. Zij moeten dan wel 100 gulden betalen aan ieder van de dan nog levende kinderen van Wilm Spierinx. Testatrice benoemt haar man tot haar enige erfgenaam. En anders haar naaste bloedverwanten. Getuigen zijn G. van Schaijk, pastor en Vincentius van den Heuvel.

20 Marcelis Elemans, enigszins onpasselijk en zijn vrouw Maria van Lunen, gezond, wonende te Ravenstein, herroepen hun eerdere testament van 27-02-1755 opgemaakt voor de schepenen van Ravenstein. Ze legateren elkaar het vruchtgebruik van alle kleding en sieraden en andere goederen. De erfgenamen van de testateur mogen het huis waarin ze nu wonen, en het schuurtje en hof met de winkelbank, schalen en gewichten kopen voor 400 gulden. Dit is uitgezonderd de winkelvoorraad. Als de langstlevende opnieuw gaat trouwen, dan moet er een inventaris van de boedel worden opgemaakt. Ze benoemen hun eigen bloedverwanten tot hun erfgenamen. Opgemaakt voor Johan Francis Ploegh, notaris te Ravenstein en de getuigen Marcelis Voet en Wilm van den Boogaardt.