Mijn Studiezaal (inloggen)7700.96 Index schepenprotocol Veghel (7700.96)
250 ‘Interrogatorien om ter instantie van wel Edele Gestrenge Balthasar Repelaar, hooftschouth deses quartiers van Peelant onder solemnelen ede te verhooren de persoonen hier neffens gementioneert en gerigtelyk geciteert. 1. Eerstelijck te vragen haer deponenten ouderdom? 1. Jan Aert Donckers, out ontrent 47 jaren; 2. Antonij van Geelkercken, out ontrent 33 jaren; 3. Claas Donckers, out ontrent 35 jaeren; 4. Lambert Donckarts, out ontrent 28 jaren; 5. Antonij Baackermans, out ontrent 20 jaren; 6. Dirck van den Tillaar, out ontrent 40 jaren; 7. Bastiaen van der Werck, out ontrent 33 jaren; 8. Adriaen Jan Arien Goossens, out ontrent 48 jaren; 9. Daniel van Kilsdonck, out ontrent 61 jaren; 10. Hendrick van de Boogert, out ontrent 25 jaren. 2. Off zy deponenten op den 27 deses niet zijn geweest ten huijse van Dirck van den Tillaar, herrebergier alhier? Den 1, 2, 3, 4, 6, ende 7 deponenten verclaren als in den text. 3. Off aldaer niet mede present ware Seigneur Antonij Schulfers, Antonij Spierincx, Adriaen Coijmans en Marten van Dooren, welcke laatste regeerende schepen alhier is? Dezelve deponenten verclaren als in den text. 4. Off zij niet gesien hebben dat den gemelde Schulfers van de opcamer aff quam en in de ceucken wesende, aenstonts questie was maackende tegens gemelte Antonij Spierincx, jaa, soodanig dat hij Spierincx uitmaakte voor schelm, schurck, hontsvot ende andere scheltwoorden meer? Den 2 en 4 deponent verclaren als in de articul staat. 5. off zij den gemelten Marten van Dooren, schepen, daerop niet hebben hooren seggen: “Schulfers, waerom maekt gij dien man uijt. Gij en hebt immers geen redenen, en laat den man gaan, want hij is droncken.” Ende oft zij Schulfers op die goede vermaninge van den selven van Doorn niet hebben hooren seggen: “Neemt gij het daar dan voor op?” en meteen als knorrende niet gesien hebben dat den selven Schulfers op hem van Doorn aenviel en hem sloeg?
Vervolg:
Den 2, 4 en 7 deponenten verclaring de vermaning van hem Van Dooren wel gehoort te hebben en ook het vragen van Schulfers oft hij het daer voor op nam, en dat hij van Dooren daer op antwoorde: “Wat hoeff ik dat te doen?” egter ende niettegenstaende hij van Dooren sulx declineerde, heeft die voorschreven Schulfers sig niet ontsien van den selven Van Dooren toe te springen en een, twee off meermalen met sijnen arm in zijn zijde stootende, waer op hij van Dooren genootsaackt wiert te defenderen. 6. Off op dat slaan van hem Schulfers met den gemelde van Dooren tsamen niet hantgemeen zijn geworde en tesamen vogte, ende hij Schulders onder vallende alsoen niet gesien hebben dat hij Schulfers den gemelte van Dooren een groote quetsure in sijn neus heeft gebeeten? Den 2, 3, 4, 6 ende 7 deponenten verclaren als in den text, dog wat aengaet het beijten in de neus niet seecker, maer wel gesien te hebben dat wanneer gemelde van Dooren opstaende aen sijn neus gequetst was en bloede ende dat hij van Dooren zeijde: “Dat heeft hij mij gebeeten.” Ende compareert alhier mede den selven van Dooren schepen ende verclaert hem de voorschreven quetsure in sijn neus door hem Schulfers te zijn gebeeten. 7. Ende off onder het vegten van die twee niet gesien hebben dat Adriaan Koijmans, hebbende het bloot mes in de hant, de swager van hem Schulfers, met name A. van Laan, een sneede in sijn aengesigt toebragt? De deponenten verclaren niets positiefs daer van te weeten. 8. Ende off verder zij den gemelten Schulfers voor de deure wesende zijn mesch opsteeckende niet verscheyde malen hebben hooren roepen en uytdaegde twee de beste uit de herberge? Den 1, 2, 3, 4, 6 ende 7 deponenten verclaren het uijtdagen met dese woorden van twee de ondeugenste die daer in sijn en het selve verscheijde malen repeteerende.
Vervolg 2:
Ook het opsteecken en omhoog heffen van iets, naar haar gewisse een mesch in een scheijde, dog niet seecker. Maar den 2 deponent verclaart positieff den heft vant mesch gesien te hebben, gevolges een mesch in de scheede geweest. 9. En off wanneer niemant met hem Schulfers te doen willende hebbe, even en immediaet naar sijn vertreck niet gesien hebbende dat hij Schulfers seecke geladene peert en karre staende op sheren straat voor de herberge van Antonij Spierincx alhier, ende toebehoorende Adriaen Coijmans met gewelt den soon van hem Coijmans heeft ontweldigt ende mede genomen onder verscheijde drijgementen? Den 5, 9 ende 10 deponenten verclaren eenpariglijk gesien te hebben dat hij Schulfers met alle boosaardigheyt quam aengaen vant huijs van Dirck van den Tillaar tot aen de deur van Anthonij Spierinx ende aldaar de gemelte geladene met gewelt van de deur eweg nam en al continueel het peert met zijn voeten stootende de Molestraat inrede. De 6e deponent verclaart dat hij opt rijden de karre is gevolgt en agterhaalt bij Willem Jan Denissen, zijnde alsdoen den knegt van Schulfers daar bij, en wanneer hij deponent vraagde en zeijde: “Ik moet het peert en kar weder hebbe.” Waar op den knegt van Schulfers zeijde: “Dat sal ick niet doen, want mijn meester heeft mij geordent die naar Swanenborg te varen.” Dat egter hij deponent sulx niet conde leijden, het paart en kar wederom terug bragt.’ Getuigen: M. Kilsdonck en Hendrick Janssen van Eerdt, schepenen, mij present G. de Jong, secretaris.
Persoon in schepenakte:
Datering:
1-5-1719
Pagina:
515-518
Soort akte:
Verklaring
Plaats:
Veghel
Toegangsnummer:
7700
Inventarisnummer:
Bron:
Schepenbanken
Geografische namen:
1 gedigitaliseerd