Archieven

34 Schepenen van Veghel verklaren "ons heden morgen tusschen seven en agt uuren begeven hebbende ten huijse van Lambert Doncquers, herbergier ende inwoonder alhier Over de Brugge, alwaar gequetst te bedde lag seeckeren Gijsbert Jans Kivits,woonende bij sijn stieffvader Bartel van den Heuvel, molder op de Couvering, hebbende eenen steeck aen de linckerseyde, regt onder de corte ribbe, penetreerende volgend ’t seggen van den chirurgijn Bernuly tot in de hollogheijt, hem gequetste pro offitio affvragende hoe, waar, van wie, ende op wat wijse desen steeck heeft becomen. Ende heeft daar op geantwoort ende verclaart dat hij op gisteren avont ont(rent) de klocke negen uuren, zijnde neffens sijne huijs(vrou) int huys van voors(creven) Doncquers met nog meer andere persoonen, alwaar maar een romertje jenever consumeerde, end daer op weder is eweg gegaan, staande int uijtgaan van de deur seeckeren Eymbert Tonij Smits. Dat hij gequetste en vrou te samen haren wegh vervolgde, en wesende op de gemeene straate tusschen dese huijsinge, ende dat van den smit Hendrik van Duern, dat hij door denselven Eijmbert is vervolgt, en niet anders, tegens hen gequetste seyde: "Wat hebt gij mijn broer off swager gedan en maaar tegelijck hem met het bloot mes attaqueerde. Dat hij gequetste om niet vermoort te werden sig defendeerde, en een weijnig te samen gevogten hebbende den gequetste tegens hem Eijmbert seijde: "Soo ik u mijn leven iets misdaan hebben, vergeeff het mij." Daer op zijn handt van vrientscshap uijtsteeckende, geen quaat off agterdogt van dien meer hebben, en weder de hant van vrientschap van den selven was verwagtende, maar in plaatse van dien wiert door voors(creven) Eijmbert Tonij Smits aen hem gequetste desen steeck toegebragt, en daar op de vlugt nam."