Archieven

3 Dirk Janse van Eert, 40 jaar, een man van eer en wonende op de Coevering bij het gehucht Eerde die ter instantie en op vraag van Jan Tonij Hoppenaers, schepen, pachter van een zekere clamptiende genaamd de Couveringse Vlasthiende, welke in 1745 publiek is verpacht. Dirk Janse van Eert verklaart dat Jan Tonij Hoppenaers met Daniel Janse van Erp op 31 juli 1746 ongeveer een uur voor zonsondergang bij hem aan huis kwamen en vroegen of hij geen vlas had getiend. Dat Dirk daarop geantwoord heeft: tis geplukt ’t leijdt aende haffel en nauwelijks waerdig om te thienden, maar verkoop mij de thiende saer van”. Hebben daarvoor 6 stuivers betaald en vertrokken weer. Dirk is toen terstond met paard en kar naar het veld gereden om het vlas op te halen. Op straat is hij toen aangesproken door Wouter Swinkelaers, zijn buurman die zei: “soo soo gaet gij uw vlas haelen, ik sie wel dat gij geen gebuuren van doen hebt”en dreigende toevoegde: ”sal uw wel eer krijgen, eer den duijvel uw krijgt.” Wouter Swinkelaers en Jan Doremaelen waren borgen van deze Vlas-thiende, ingaande 1 augustus 1746 en was tot dan gepacht door Peter Hendrik van Gemert. Dirk liet zijn vlas op het veld liggen en ging naar Jan Doremaelen, ook wonende op de Couvering, alwaar hij Wouter Swinkelaers ook aantrof die tegen deze twee zei: “wat maakt gij lieden soo een leeven over dit vlas, ik heb het gekocht van Jan Tonij Hoppenaers”. Daarop zeiden ze dat te weten en wel voor 6 stuivers wisten ze. Dirk: “Waerom mag ik dan mijn vlas soude weg haelen als ik het betaelt heb. Jan van Doremaelen: “we sullen U wel anders leeren, dat gij Uw vlas soude weg haelen, want gij kunt het niet weg haelen voor sonne ondergank”. Dirk: “komt U lieden de thiende toe, soo haelt ze weg en wil dese morgen niet thienden, soos al ik se nog laeten staen.” Jan van Doremaelen: “wij willen nu niet thiende, maer wij sullen u wel anders leeren en al sijn wij gebueren, wij moeten malcanderen daer niet in ontsien”.