Archieven

21 Compareerden voor de stadhouder en de schepenen van het dorp Bergeijk Jan Janssen Schrijvers oud-schepen omtrent 80 jaar, Peter Franssen oud-borgemeester 73 jaar, en Peter Leenaarts oud-borgemeester 63 jaar, allen inwoners van Schaft onder de dingbank van Bergeijk, die een verklaring afleggen, mede namens die van Borkel, dat ongeveer 65 jaren geleden de gezamenlijke ingezetenen van Schaft een langdurig proces hebben gevoerd tegen de inwoners van het dorp Achel in het land van Luik m.b.t. de eigendom en het bezit van de Vooraard tussen Schaft en Achel en de proceskosten bedroegen enige duizenden guldens. Men zou de Vooraard om die reden verkocht hebben. Bergeijk en Westerhoven hebben hierop een protest ingediend. Het document is ondertekend door secretaris Dullaart – 16 maart 1686.

22 Verklaring van landmeter Jan Francis van de Weijer dat hij een aantal percelen heeft ingemeten van de gemeente Schaft in het kwartier van Kempenland met de volgende toponiemen: agter ’t Nieuw Veldt, aen ’t Heijereijndt, agter de Nieuw Hoeff, tussen d’Oude en Nieuw Hoeff, voor de Kleijn Schaft, in de Vooraardt in de Bleeken, den Tobbershorst, tegen de Verloore Kost. Present waren Adam Verweijen schepen, Jan Dams borgemeester en Jan Smits en Adriaan Bots regenten – augustus 1759.

23 Document waarin verklaard wordt dat de inwoners van het dorp Schijndel aan rentmeester Goossen Heijm een vidimus hebben getoond van hun uitgiftebrief van Hertog Jan van Brabant uitgegeven op Sinter Claes 1309. In het stuk wordt tevens een relatie gelegd met de ruil in 1314 tussen de Hertog van Brabant en de Heer Jan van Berlaer, die als Heer van Helmond in dat jaar ook cijnzen te Schijndel heeft gekregen, die in de bekende Peellandse cijnsregisters terug te vinden zijn. Voorts wordt aandacht besteed aan diverse betalingen voortvloeiend uit het gebruik van de gemeijnt. Gegeven te Brussel en ondertekend door Heer Henrick Magnus ridder, Sijmon van Herbays, Meester Claes Clopper en Geldolff van der Noot en Nulant – 20 december 1464.

24 Schout en schepenen van Schijndel verklaren dat het octrooi van de verkochte percelen in den Duijn niet te vinden is en dat noch de huidige noch voorgaande secretarissen het hebben kunnen opsporen op de plaatsen waar men gewend is stukken te bewaren. Het document is van de hand van secretaris P.J. van Griensven – 16 januari 1634.