Archieven

13 Brief van Jan van Duijnhoven aan de raad en rentmeester generaal waarin melding wordt gemaakt van het feit dat de regenten van Erp op 11 januari zouden moeten verschijnen bij de raad en rentmeester van de domeinen, maar dat de regenten hieraan niet zouden gehoorzamen [obediëren]. Ze hebben aan van Duijnhoven gevraagd de dag en de maand uit te stellen. Ook worden de regenten van Aarle en Beek genoemd.

14 Nauwelijks leesbaar stuk waarin de plaatsen Lommel en Eersel worden genoemd.

15 Kort briefje van J. van Duijnhoven dat afgelopen donderdag de prelaat van Floreffe te Lieshout is geweest in welk stuk het erf wordt genoemd van een zekere Aert Leijten en de secretaris van Aarle heeft van Duijnhoven ontboden i.v.m. een ‘opgestopt oft toegestopt water’.

16 Brief van Jan Dirck van Duijnhoven. ‘Mijn heer soe datelijck als ick snachts van mijn heer schrijvens hadde ontfangen ben ick smorgens vroech naer Lieshout gegaen – daer komende hebbe bevonden de peerden van den abt ingespannen te sijn, gelijck hij oijck datelijck is vertrocken naer Postel alwaer hij eenige dagen sal blijven soe men verstont; den provysoor ende den rentmr. van Pelth sijn bij hem daer sijn eenige proposten van vercoop gevallen maer den rentmeester rade dat af daer coopen en sij seijden dat sij dat wilde vercoopen. Ick ben tot Aerlen geweest daer questie was datter over de viertich jaren een foije gelach te liggen over de straten gemaeckt met plancken maer de geïnteresseerde en woude niet klagen om dat se van cleijne qualiteijt waren en luttel mochten om tegen de andere te procederen hadde. Den Hulsdijck is is noch toe en daer wart twaeter wel vier voeten voor gekeert soe dat de beneden gelegen beemden noch in goede reparatien warden gehouden gelijck beijde de hoeven van den heer van Mierlo oijck voor dit jaer soude sijn bedorven want den dijck quaem door te loopen, maer den dijck moet worden gewaeckt want wort van somige gedrycht doorgestooken te worden. Ick sende hier mede aen mijn heer de klachten van schepenen borgemeesters ende andere gebueren tegen Aert Leijten die sij weder op een nieu mits desen sijn doende, soo datmen desen lestleden op costen van ongelijcken dunckt mij niet qualijck te weesen, want de defendeeren heeft gehadt – Actum Boerdonck den 26 juni 1650 – mijn heeren dienstwilligen dienaer Jan Dircx van Duijnhoven