Int jaer ons Heren duysent vyerhondert een ende tseventich, sesthien daghe in October.
Voor Robbrecht van Drongelen en Wijtman van Meer, schepenen te Breda, erkent Wouter Bollaert schuldig te zijn aan het gasthuis van Breda 20 goede stuivers erfcijns, uit huis en toebehoorten, gelegen buiten 't Gasthuis, tusschen Wouter Bollaert en Jacob van Mol.
Int jaer ons Heren duysent vyerhondert een ende tseventich, sesthien daghe in October.
Voor Robbrecht van Drongelen en Wijtman van Meer, schepenen te Breda, erkent Wouter Bollaert schuldig te zijn aan het gasthuis van Breda 20 goede stuivers erfcijns, uit huis en toebehoorten, gelegen buiten 't Gasthuis, tusschen Wouter Bollaert en Jacob van Mol.
Op rugzijde : Ja. p. Goessen (XVe e.). — Aert Leyckberche xx st. gasthuys eynt L. L. — Examina an non sint 20 st. quos legavit Jan de Laet pro miss septimana. — Sis est et legavit een sester... celebrari debet servitium (XVIIe e.). — Non est. — n. 26 (doorgehaald) No 1 (XVIIIe e.).
Afschrift: Cart. B, fol. 55 ; cart C, fol. 18.