Notaris Johannes Carnificis, priester van Luik, instrumenteert dat Johannes Keesmeker, rector van de kapel van Sint-Sebastiaan en Anthonius in Loosbroek, parochie Dinther, zijn testament maakt waarbij hij legateert aan de kerkfabriek van Dinther en aan de Maagd Maria daar een waskaars; aan de kapelfabriek van Loosbroek en aan die van de Drie Koningen in de Bogaard ieder een kaars; aan de kerkfabriek van Dinther voor verlichting op de dag van zijn jaargetijde een pond, te ontvangen door de kerkmeesters die daarvan anderhalve stuiver moeten betalen aan de rector van het altaar van Sint-Theobaldus en Barbara, die daarvoor de vigilies en de mis moet bijwonen op het jaargetijde van de testator en moet bidden voor diens zielenheil; aan zijn dienstmaagd Agatha de Rucven een pond erfelijk; met als getuigen Arnoldus de Weert, Hadewigis weduwe van Marcelius van der Erpt, zijn dochter Elizabeth en Agatha van Rucven.
Notaris Johannes Carnificis, priester van Luik, instrumenteert dat Johannes Keesmeker, rector van de kapel van Sint-Sebastiaan en Anthonius in Loosbroek, parochie Dinther, zijn testament maakt waarbij hij legateert aan de kerkfabriek van Dinther en aan de Maagd Maria daar een waskaars; aan de kapelfabriek van Loosbroek en aan die van de Drie Koningen in de Bogaard ieder een kaars; aan de kerkfabriek van Dinther voor verlichting op de dag van zijn jaargetijde een pond, te ontvangen door de kerkmeesters die daarvan anderhalve stuiver moeten betalen aan de rector van het altaar van Sint-Theobaldus en Barbara, die daarvoor de vigilies en de mis moet bijwonen op het jaargetijde van de testator en moet bidden voor diens zielenheil; aan zijn dienstmaagd Agatha de Rucven een pond erfelijk; met als getuigen Arnoldus de Weert, Hadewigis weduwe van Marcelius van der Erpt, zijn dochter Elizabeth en Agatha van Rucven.