Archieven

121 Wij Willem Adams en Jan Janssen Broeren, schepenen verklaren dat voor ons is verschenen Goijaert Arien Joris en verkoopt aan Jacop Lenaerts die er het vruchtgebruik van krijgt en zijn kinderen verwekt bij Merijke Hendrik Everts het erfrecht, een stuk akkerland groot ca. 2 en een halve lopenzaad met een grasdriesken eraan, gelegen in de parochie van Gemonde in de jurisdictie van St. Michielsgestel ter plaatse genoemd op Geenenberg, b.p. señor Gijsbert Kaersmans, de gemeenschappelijke waterloop daar, de gemeenschappelijke rijweg, zoals hij dat perceel had gekocht van de erfgenamen van Sebastiaen Lamberts. Jacob mag het perceel te allen tijde belasten met een bedrag van 100 gulden omdat Jacob voor de aankoop van dit perceel boven de opbrengst van een perceel hooiland te Boxtel, nog ruim 100 gulden van zijn eigen geld heeft ingebracht. De verkoper belooft de verkoop gestand te doen en alle lasten af te handelen, behalve de verplichtingen aan de heer. Actum 28 januari 1661.

120 Wij, Adriaen Janssen Vercuijlen en Jan Jans Broeren, schepenen verklaren dat voor ons is verschenen Aert Jacobs van Groenendael onze medeschepen die verklaart dat hij vanwege een machtiging door Huijbert Jan Huijberts van de Steen, opgemaakt voor notaris Johan van de Heuvel d.d. 19 februari 1652, een bepaald huis, tuin etc. had verkocht aan Hendrick Jans van Beugen, waarvan hij comparant bekent voor het deel van Huijbert Janssen, nadat alle onkosten waren afgetrokken, 206 gulden en 6 stuivers te hebben ontvangen waarvoor hij aan genoemde Huijbert in kontant geld 150 gulden had uitbetaald en aan de crediteuren van Huijbert nog 58 gulden en 6 stuivers, zoals ons schepenen middels kwitantie is gebleken. Het blijkt dus dat Aert Jacobs meer heeft uitgegeven dan ontvangen, en Aert daarom van de voogden over de kinderen nog 2 gulden heeft te vorderen. De afrekeningen, kwitanties en de machtiging zijn hier ter secretarie gedeponeerd. Opgemaakt in aanwezigheid van Willem Jan Huiberts van de Steen en Hendrick Wouters als voogden over de minderjarige kinderen van genoemde Huijbert, die deze afrekening hebben goedgekeurd. Actum 22 januari 1661.

119 Voor schepenen is verschenen genoemde Willem Jan Huijberts en vrijwaart genoemde Claes Dircks voor diens voogdijschap die alleen nodig was voor de boedeldeling uit de vorige akte. Actum als boven.

118 Wij Willem Adams en Jan Jans Spierincks, schepenen verklaren dat voor ons is verschenen Willem zoon Jan Huijberts van de Steen verwekt bij wijlen Catarina Wouters de Visser en verder Claes Dirck Huijberts en Hendrick Wouters als voogden over Jenneken en Barbara, dochters van wijlen Huijbert soone Janse van de Steen x Catarina voornoemt, waarvoor ze zijn gemachtigd, verklaren een deling te hebben gemaakt van het bezit te St. Michielsgestel dat ze na de dood van hun ouders hebben geerfd. Willem Adams als presidentschepen heeft bij afwezigheid van de heer officier het lot voor de minderjarigen getrokken. * Genoemde minderjarige kinderen krijgen een stuk akkerland groot ca. 4 lopenzaad, gelegen te St. Michielsgestel ter plaatse genoemd de Brantsche heide, b.p. Herbert Stevens, de mededelers, de heer van Berckel, Gerrit Seberts aan de Palsche heide daar. Hieruit jaarlijks een roede dijk te onderhouden over het Faessenbrugske tegenover het hopveld van Dirck Peters. Hieruit jaarlijks 7 gulden en 10 stuivers aan de erfgenamen van joffrouw van Hoorenbeeck te betalen, aflosbaar met 150 gulden en wel vanwege door hun vader geleend geld. * Genoemde Willem Jan Huijberts krijgt een stuk akkerland groot ca. 4 en een halve lopenzaad, gelegen te St. Michielsgestel ter plaatse aan de Brantsche hei, b.p. Thonis Thonissen en meer anderen, het erf van de minderjarigen, de heer van Berckel, Hendrick Sepers. Hieruit jaarlijks aan de heer van Herlaer en Gestel een oortstuiver als gewinchijns te betalen. De delers doen over en weer afstand van aanspraken op elkaars bezit en beloven de deling gestand te doen. Als iemands bezit minder waard wordt of dat er meer lasten op drukken zullen ze die samen betalen.Verder moet men elkaar overpad verlenen en ze zullen samen de pachten en chijnsen afhandelen en bijbetalen totdat de nieuwe eigenaar te boek is gesteld. Actum 21 januari 1661.