In domo habitationis Gertrudis, relicte quondaniZegeri de Brey, sita in opido Buschiducensi.
Notaris Henricus Beelarts, clericus van Leodium, instrumenteert, dat in het geschil tussen heer Arnoldus van Wijck, abt van Berre (sic, passim) en Hermannus van Haembroeck, prior van Berne, over de inkomsten van de kapel (van Honswijk) in het gebied van Altena bij de stad Worchem (Woudrichem), die door overstromingen verwoest is, nu aldus in der minne beschikt is: de abt zal jaarlijks de kapelinkomsten ontvangen, de diensten verbonden aan de kapel, hoe verlaten en verwoest ook, op eigen kosten laten verzorgen en aan de prior, zolang hij ergens een passend verblijf heeft, een lijfrente van 32 rijnsgulden betalen; wanneer de geburen aldaar een nieuwe kapel bouwen en de abt het altaar heropricht en begiftigt met de oorspronkelijke inkomsten, en wanneer de mensen de abt vragen om een bedienaar uit het klooster van Berne, zal de prior persoonlijk er de diensten verrichten, in welk geval de lijfrente vervalt; als de kapel opnieuw verwoest zal worden, wordt deze rente niet opnieuw uitbetaald, maar kan de prior zich vrij in het klooster vestigen; tenslotte wordt bepaald, dat de abt over deze schikking nog een bedenktijd van een jaar krijgt, en dat ingeval van onduidelijkheid bij de executie ervan als scheidsrechter zullen optreden de heren Wilhelmus Arnolduszn van Leend, deken van Oirschot, en Jordanus Johanneszn, kanunnik aldaar; dit alles metals getuigen bovengenoemde bemiddelaars, alsook Petrus van Hemert, pastoor van Heeswijck.
In domo habitationis Gertrudis, relicte quondaniZegeri de Brey, sita in opido Buschiducensi.
Notaris Henricus Beelarts, clericus van Leodium, instrumenteert, dat in het geschil tussen heer Arnoldus van Wijck, abt van Berre (sic, passim) en Hermannus van Haembroeck, prior van Berne, over de inkomsten van de kapel (van Honswijk) in het gebied van Altena bij de stad Worchem (Woudrichem), die door overstromingen verwoest is, nu aldus in der minne beschikt is: de abt zal jaarlijks de kapelinkomsten ontvangen, de diensten verbonden aan de kapel, hoe verlaten en verwoest ook, op eigen kosten laten verzorgen en aan de prior, zolang hij ergens een passend verblijf heeft, een lijfrente van 32 rijnsgulden betalen; wanneer de geburen aldaar een nieuwe kapel bouwen en de abt het altaar heropricht en begiftigt met de oorspronkelijke inkomsten, en wanneer de mensen de abt vragen om een bedienaar uit het klooster van Berne, zal de prior persoonlijk er de diensten verrichten, in welk geval de lijfrente vervalt; als de kapel opnieuw verwoest zal worden, wordt deze rente niet opnieuw uitbetaald, maar kan de prior zich vrij in het klooster vestigen; tenslotte wordt bepaald, dat de abt over deze schikking nog een bedenktijd van een jaar krijgt, en dat ingeval van onduidelijkheid bij de executie ervan als scheidsrechter zullen optreden de heren Wilhelmus Arnolduszn van Leend, deken van Oirschot, en Jordanus Johanneszn, kanunnik aldaar; dit alles metals getuigen bovengenoemde bemiddelaars, alsook Petrus van Hemert, pastoor van Heeswijck.
b. Facsimile in steendruk, van ca.1900, bewaard bij a.
c. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.537.