Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Jan de Becker, zoon van wijlen Marcelis Maeszn., een jaarlijkse erfpacht van een sister rogge heeft overgedragen aan Jan de Scoteldreyer, die Jan de Scoteldreyer, zoon van Mathias de Scoteldreyer, beloofd had te geven aan Jan de Becker uit een stuk land in de parochie van Schijndel, op de plaats Wijbosch, tussen het erfgoed van Jan de Scoteldreyer enerzijds en aan beide zijden strekkend met het ene eind aan de gemene plaats daar en met het andere eind aan het erfgoed van de kinderen van wijlen Lambert Slaetszn., alsmede uit een stuk heide in de parochie van Aarle en Beek, op de plaats ‘in dat Schoetvelt aen die donc’, welke erfgoederen Jan de Scoteldreyer van Jan de Becker voor de genoemde pacht en andere lasten die daaruit eerst moeten worden voldaan, in pacht verworven had.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Godfried van Erp en Rutger van Geldrop. i
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Jan de Becker, zoon van wijlen Marcelis Maeszn., een jaarlijkse erfpacht van een sister rogge heeft overgedragen aan Jan de Scoteldreyer, die Jan de Scoteldreyer, zoon van Mathias de Scoteldreyer, beloofd had te geven aan Jan de Becker uit een stuk land in de parochie van Schijndel, op de plaats Wijbosch, tussen het erfgoed van Jan de Scoteldreyer enerzijds en aan beide zijden strekkend met het ene eind aan de gemene plaats daar en met het andere eind aan het erfgoed van de kinderen van wijlen Lambert Slaetszn., alsmede uit een stuk heide in de parochie van Aarle en Beek, op de plaats ‘in dat Schoetvelt aen die donc’, welke erfgoederen Jan de Scoteldreyer van Jan de Becker voor de genoemde pacht en andere lasten die daaruit eerst moeten worden voldaan, in pacht verworven had.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Godfried van Erp en Rutger van Geldrop.