skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg

Archieven

2131 Clarissen Megen

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
Het archief
De publicatie
Toelichting bij de regesten
Raadpleging van het archief
Inventaris
Regesten
10 12 januari 1449 (gedateerd volgens kerststijl, gehanteerd door de schepenbank van Boxtel).
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Klaas, wettige zoon van Aart Laurenszoen van Engelen, Laurens, wettige zoon van Aart Laurenszoen van Engelen, Wouter Herbrechszoen, wettige man en voogd van Catharina, wettige dochter van Aart Laurenszoen van Engelen, Jan Parman, wettige man en voogd van Aleid, wettige dochter van Aart Laurenszoen van Engelen, en Aart, wettige zoon van Liesbeth, wettige dochter van Aart Laurenszoen van Engelen, een erfdeling gemaakt hebben betreffende de goederen die hun toegevallen zijn na de dood van hun vader en moeder:
Wouter, man en voogd van Catharina, heeft gekregen:
- een stuk land geheten ‘den Bruggeacker’
- een stuk land geheten ‘den Wouwenberch’, gelegen tussen het erfgoed van Heilwich Molengraeff enerzijds en Heyn Avenyoen anderzijds
- een vijfde deel in een heideveld, gelegen tussen het erfgoed van de erfgenamen van Hein Sutkens en Jan Elias enerzijds en het erfgoed van de voornoemde Klaas en Laurens, kinderen van de voornoemde Aart anderzijds
- een half deel in vijf delen, de ene in een rij naar de andere, te weten: één gelegen in Laerbeemde, het andere gelegen ‘Aen die Loebrugge’ en in de ‘Doylegge’, de andere twee in het ‘Aabroeck’, en het vijfde in de ‘Enddenbeemde’
- een keuterrecht op de gemeint van Kempen.
Voornoemde Klaas, Laurens, Jan Parman en Aart hebben beloofd dit bestendig te houden en alle hinder weg te nemen. Wouter heeft beloofd om alle cijns en last waar hij voor te boek staat, te betalen. Mocht er enige last op komen die men nog niet kent, dan zullen ze die gelijkelijk dragen. i
12 23 februari 1454 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Elisabeth, weduwe van Wellinus van Beke, de helft die Heilwich, dochter van wijlen Hendrik Neven, en Hendrik Neven, zoon van Udo Jacopssoen, toekomt in een weide, overgedragen heeft aan Willem Colensoen, kanunnik in ’s-Hertogenbosch; deze weide lag in de parochie van Boxtel, op de plaats genaamd ‘dElsbroeck’, naast de plaats genaamd ‘die Hulsdonc’, tussen het erfgoed van Andreas Aben enerzijds en van Jacob van Geffen anderzijds en was verkocht door Heilwich, dochter van wijlen Hendrik Neven, en Hendrik Neven, zoon van Udo Jacopssoen, aan Lambert van Doernen, zoon van Christiaan, ten behoeve van Elisabeth. Elisabeth belooft aan Willem dat ze elke verplichting zal afdoen, op voorwaarde dat het weiland te schoot en te loot en te landrecht zal staan zoals andere wereldlijke goederen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Gerard van Vladeracken en Gozewijn van Beek.
i
2131 Clarissen Megen
Inventaris
Regesten
12
23 februari 1454 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Elisabeth, weduwe van Wellinus van Beke, de helft die Heilwich, dochter van wijlen Hendrik Neven, en Hendrik Neven, zoon van Udo Jacopssoen, toekomt in een weide, overgedragen heeft aan Willem Colensoen, kanunnik in ’s-Hertogenbosch; deze weide lag in de parochie van Boxtel, op de plaats genaamd ‘dElsbroeck’, naast de plaats genaamd ‘die Hulsdonc’, tussen het erfgoed van Andreas Aben enerzijds en van Jacob van Geffen anderzijds en was verkocht door Heilwich, dochter van wijlen Hendrik Neven, en Hendrik Neven, zoon van Udo Jacopssoen, aan Lambert van Doernen, zoon van Christiaan, ten behoeve van Elisabeth. Elisabeth belooft aan Willem dat ze elke verplichting zal afdoen, op voorwaarde dat het weiland te schoot en te loot en te landrecht zal staan zoals andere wereldlijke goederen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Gerard van Vladeracken en Gozewijn van Beek.
Beschrijving zegel:
twee uithangend bevestigde schepenzegels.

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
40 26 februari 1486.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel, Kessel etc., aan de zusters van het klooster en het convent Sint-Elisabethsdal (te Boxtel) een gedeelte van zijn erfgoed de Koppel verkocht heeft, dat hij verkregen had van wijlen Gerrit de Wolff en Katrien Bouwens of hun erfgenamen en gelegen is buiten het gebied van het klooster, vanaf de Dommel tot de Molendijk en zo verder door het drassig stuk land tot het erfgoed van het klooster. Tevens schenkt Hendrik nog een deel van hetzelfde erfgoed, van de kerkvijver waar de brug nu bepaald is tot aan het erfgoed van het klooster en binnen de nieuwe watergang of stroom, zoals het erfgoed vastgelegd is met verscheidene palen volgens de loop van de nieuwe watergang, lopend uit de Dommel tot de kerkvijver buiten deze watergang, met uitzondering van de oude stroom of watergang binnen het voorzijde erfgoed van de kerkvijver tot de Dommel. Het klooster krijgt het recht om een losplaats aan te leggen aan haar zijde bij de ingang van de nieuwe stroom aan de Dommel, zonder dat de heerlijkheid van Boxtel daar schade zal van ondervinden, en het mag bomen poten op de dijk en die kappen en behouden. Als de grenspalen moeten vervangen worden, zal dit gebeuren in bijzijn van de heer van Boxtel. De heer van Boxtel belooft voor de zusters elke verplichting af te doen, behalve voor de grondcijns van een halve oude groot die zij vanaf nu aan de heerlijkheid van Boxtel verschuldigd zijn. Ook behoudt de heer van Boxtel en zijn heerlijkheid voor eeuwig het recht van de nieuwe stroom, het visrecht en de vissen en het gebruik van de dijken. Namens het klooster wordt beloofd een dijk of voetpad van acht voet breed eeuwig in goede staat te houden en op kosten van het klooster te repareren. Deze dijk begint bij de brug, vervolgend en strekkend buiten en naast de nieuwe watergang tot de paal aan de oude Molendijk, waar de nieuwe watergang rond gaat of strekt tot de Dommel, zodanig dat de heerlijkheid en de ingezetenen van Boxtel daarvan onbelast blijven en doortocht krijgen en het klooster deze brug eeuwig onbelast zal mogen houden. Tevens belooft het klooster de nieuwe stroom 26 voet breed binnen de palen aan de oevers te maken vanaf de Dommel tot aan de brug en aan de brug 20 voet. Andries van Vinckenrode, priester en biechtvader van het klooster, en de zusters beloven de grondcijns van een halve oude groot te betalen alsmede alle kosten voor de genoemde werken. i
43 17 september 1489.
Wouter, zoon van wijlen Peter van Tuyl, notaris, oorkondt dat zuster Engelberta, dochter van Jan Tilman, als novice van het klooster Sint-Elisabethsdal van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, voorafgaand aan haar professie al haar erfgoederen en bare goederen, roerende en onroerende, aan het klooster geschonken heeft en alle rechten en handelingen die zij in die goederen heeft en in de toekomst zal hebben ten behoeve van het convent en de zusters in de dode hand heeft gebracht om iemand van het klooster aan te wijzen en plechtig aan te stellen om de administratie te doen, met de macht om iemand of meerderen in haar plaats te nemen en als echte, zekere, onbetwiste en wettige procuratoren aan te stellen die in haar naam voor haar zullen eisen, heffen, ontvangen, rekeningen geven, handelen, verkopen, toewijzen en vervolgen bij personen of rechters, geestelijk en wereldlijk.
Alle voornoemde goederen in het klooster zullen ten behoeve van de zusters en het convent ter beschikking worden gesteld en uitgekeerd. Engelberta belooft onder ede deze schenking en bepaling van waarde te houden. Na onderzoek en ondervraging door de aanwezige prelaat, het aanroepen van de Heilige Geest door gebeden en gesproken en gelezen lezingen, en het opdragen van de mis is zuster Engelberta naar het altaar gegaan met in haar hand een papieren briefje waarop in de volkstaal de tekst van haar professie geschreven is. Zij heeft dit briefje in bijzijn van de prelaat publiekelijk en begrijpelijk voorgelezen. (hierna volgt de belofte in het Middelnederlands).
Zuster Anthonia van Etten, procuratrice van het klooster, heeft aan notaris Wouter, zoon van wijlen Peter van Tuyl, gevraagd om van alle beloftes een of meerdere notarisakten op te maken.
Gedaan in de kapel van het klooster in het bijzijn van meester Jan Vinckenrode, Dirk van der Ahorst, Andreas Willemszn., Engelbrecht van den Berselaer en Peter van der Loe en vele andere getuigen. i
44 1 maart 1490.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat meester Jan van Vinckenrode, pater, en zuster Francisca Martens, moeder-overste van het klooster van de zusters van Sint-Franciscus in het Sint-Elisabethsdal te Boxtel, met haar gekozen voogd Hendrik Jan Tielmanszn. van den Zande, Jan Zebrechtszn. van Collenberch, man van Margriet, zus van de voornoemde Hendrik, Andreas de Cuper, man van Elisabeth, zuster van de voornoemde Hendrik, Gerard, zoon van Gerrits Jans Coppens, man van Catharina, zuster van de voornoemde Hendrik, de erfdeling van hun vader Jan van den Zande en hun moeder Geertrui, zijn wettige vrouw, hebben vastgelegd.
Het klooster was hierbij aanwezig in naam van Engelberta, geprofeste zuster, wettige dochter van Jan en Geertrui, en kreeg het vierde deel van een huis, hof en hofstede met de helft van alle land, zand, weiden, houtgewassen en moeren in de dingbanken van Heeze en Tongelre en in de parochie van Nuenen, waarvan Jan van Collenberch de andere helft in bezit heeft, alsmede de beemd ‘de Aspellare’ in de parochie van Haaren, een beemd in de parochie van Haaren in de biesbeemd, een erfpacht van anderhalf mud rogge in de parochie van Nuenen uit erfgoed geheten ‘Opt Een Eynde’, een erfpacht van zes lopen rogge Tongelrese maat, een erfpacht van een mud rogge in de parochie van Geldrop, te betalen te Hulst, een erfpacht van twee mud rogge, te betalen in de parochie van Belveren, een erfpacht van een malder rogge Boxtelse maat aan Engel van Weert, en het keuterrecht in de gemeint van Kempen. Het klooster zal jaarlijks de helft van de grondcijns betalen die men uit de hele erfenis in de dingbanken van Heeze, Tongelre en Nuenen verschuldigd is. i
54 8 oktober 1499.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Otto Arentsz, priester en biechtvader van het klooster van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, en zuster Margriet Mijs, moeder-overste van dit klooster, met instemming van de oordeelkundige zusters van het klooster en namens zuster Elisabeth, kloosterlinge (te Boxtel), jongste dochter van Wouter Herbrechs Colenzn., en Arnt Voss, priester en biechtvader van het Bethaniëklooster op de Windmolenberg te ’s-Hertogenbosch, met instemming van beide kloosters en in bijzijn van zuster Elisabeth, kloosterlinge (van het Bethaniëklooster), oudste dochter van Wouter Herbrechs Colenzn., en Aleid, weduwe van Godfried Herbrecht, wettige dochter van Wouter Herbrechs Colenzn., alle goederen verdelen die hen toegevallen zijn door de dood van Wouter en van Katrien, zijn echtgenote, dochter van Arnt Huben. Het klooster te Boxtel heeft samen met Elisabeth, de jongste dochter, de ‘Bugacker’te Boxtel, gelegen te Tongeren met de ene zijde en beide einden aan het erfgoed van Jacob Cupers, strekkend met de andere zijde aan het erfgoed van Laurens van Houweschot; alsmede een vijfde deel en nog een derde in een vijfde deel in de beemden de ‘Rydeiling’ te Tongeren en verder aan de Roond; de ene beempd heet de ‘Laerbeemt’, de andere de ‘Schitinge’, gelegen aan de Loobrug, de derde en vierde beempd liggen in de ‘Abrugge’ en de vijfde is de ‘Eeyndenbeemt’, gelegen op de ‘Aegel’. Ook nog een keuterrecht op de gemeint van Kempen. Uit deze erfenis zal het klooster jaarlijks de grondcijns betalen en een erfpacht van acht lopen rogge. Arnt Voss en Aleid hebben onder bepaalde voorwaarden het klooster te Boxtel vrijwaring beloofd en alle verplichting af te doen. i
59 8 juli 1503.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, op verzoek van zuster Margriet Mijs, moeder-overste van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel van de derde regel van Sint-Franciscus, het klooster toestaat om op het erfgoed dat aan hem is verkocht naast het erfgoed van Allard Baellaers, deken van de Sint-Petruskerk te Boxtel, strekkend tot de nieuwe stroom aan de Koppel bij het washuis van de zusters, in de lengte 25 voet richting De Dommel, gaande van de ingang van de kerk inwaarts naar het water toe, een dijk te maken rond hun kerkhuis en ander erfgoed binnen de palen, op voorwaarde dat de zusters de dijk op die wijze maken dat de heer van Boxtel of zijn nakomelingen daar geen schade van ondervinden in zijn erfgoed de Koppel. Indien er schade ontstaat, dan moeten de zusters dat vergoeden. Mochten andere personen op hun erfgoed aan de Dommel een dijk bouwen waardoor de heer van Boxtel schade ondervindt, dan zullen de zusters die schade niet vergoeden. De heer van Boxtel heeft aan de zusters vrijwaring beloofd, behalve voor acht oude groot die zij eeuwig jaarlijks zullen betalen aan hem. Als de palen van de dijk op de ene plaats meer naar binnen staan en op de andere meer naar buiten dan 25 voet met instemming van de heer van Boxtel en op advies van de werklieden, mogen de zusters twee overstekende toiletten maken zonder daarvoor andere palen te steken in de Dommel. Tevens staat de heer van Boxtel de zusters toe hun washuis vijf voet over de dijk te zetten, op voorwaarde dat de gracht waar het washuis op staat 24 voet breed is, gerekend van het ene eind tot het andere en dat de platte boten daar door mogen varen. Als de palen vergaan zijn, mag het klooster nieuwe palen slaan. Ook staat de heer van Boxtel toe om de acht oude groot in het cijnsboek op te tekenen zonder dat daarvoor een sterfelijke laat moet komen en hij vrijwaart de zusters voor eventuele boeten die ze daarin schuldig zijn, zoals dat bij het teboekstellen wel zou moeten gebeuren.
Jan van Horne, ridder, heeft hiermee ingestemd. i
70 27 juni 1513.
Adriaan Floriszn. van Utrecht, deken van (de Sint-Pieterskerk te) Leuven, beslecht het geschil tussen het Sint-Petruskapittel te Boxtel en het Clarissenklooster aldaar, waarbij zij beloven de overeenkomsten tussen het klooster en de pastoor van Boxtel te hernieuwen en na te leven en de volgende bepalingen overeenkomen:
(1) het klooster zal geen uitvaarten van overledenen van de parochie Boxtel in het klooster doen, tenzij tegen betaling van drie Rijnsgulden aan de parochiekerk, en van overledenen van andere parochies tegen betaling van een gouden kroon, met uitzondering van begrafenissen van de armen.
(2) de minderbroeders die vast of tijdelijk in het klooster verblijven, zullen geen biecht afnemen acht dagen vóór Kerstmis en acht dagen vóór Pasen van Boxtelse parochianen, tenzij met toestemming van het kapittel. Boxtelse parochianen mogen biechten bij een minderbroeder die in het klooster verblijft, als ze reeds tijdens de advent of vasten bij de pastoor van Boxtel of zijn waarnemer hebben gebiecht.
(3) het aantal zusters moet teruggebracht worden zoals bij de oprichting vastgesteld. Zolang moet het boventallig aantal zusters de sacramenten ontvangen van de Boxtelse pastoor, tenzij hierover een afspraak met het kapittel is gemaakt.
(4) de broeders en het convent mogen slechts zoveel beneficies en eeuwigdurende officies met heilige missen aannemen als aan twee biechtvaders is toegestaan, maar het is wel toegestaan om aalmoezen voor een dienst te aanvaarden door minderbroeders die langskomen in het klooster.
(5) na de bekrachtiging van deze overeenkomst mag door het klooster geen enkele aflaat meer worden afgekondigd, tenzij met toestemming van het kapittel.
(6) het kapittel eist verder niets van het klooster en zal niemand lastig vallen die bij het klooster wil begraven worden of biechten.
81 19 januari 1527 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Jan Wyge, zoon van wijlen Hendrik, gemachtige krachtens het testament van Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, verver, en Catharina, zijn vrouw, een huis en tuin met aanhorigheden in cijns gegeven heeft aan Gijsbert, zoon van wijlen Dirk Gerritszn., gelegen te ’s-Hertogenbosch op de hoek van het Neystraetken, tussen het erfgoed van Godfried van Vaerlair enerzijds en van Rodolf Doncker en Arnoud Hameker anderzijds, welk huis en tuin genoemde Peter van Jan, zoon van wijlen Daniel van Ricartsfoirt, in cijns verworven had en dat nu een huis, erf, ledige plaats en een achterhuis of stal is, strekkend naar het Neystraetken en de Karrestraat op de hoek van de Karrestraat, tussen het erfgoed van de kinderen van wijlen Cornelis in den Slotel enerzijds en van de erfgenamen van wijlen Godfried de Roydreger anderzijds, strekkend van het Neystraetken en de Karrestraat naar het erfgoed van Hector, natuurlijke zoon van wijlen Rodolf de Bever. Gijsbert zal dit bezitten voor de grondcijns, voor een jaarlijkse erfcijns van veertien pond aan Arnoud, zoon van wijlen Wouter van Hall, voor een jaarlijkse erfcijns van tien pond aan de erfgenamen van wijlen Judocus Huyben, voor een jaarlijkse erfcijns van vier pond aan Peter, zoon van wijlen Geldo van Eeckhout uit Gent, voor een jaarlijkse erfcijns van twee pond aan een altaar in de kapel van Sint-Cornelis op de Vughterdijk, door Gijsbert te voldoen op de gestelde plaatsen en termijnen, alsmede voor een jaarlijkse erfcijns van vijf Rijnsgulden, door Gijsbert te geven aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Heilwich en Hendrika, zusters van het Clarissenklooster te Boxtel, dochters van wijlen Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, en voor een jaarlijkse erfcijns van twaalf en een halve Rijnsgulden aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Reinier, Hildegonde, Aleid en Ida, onmondige kinderen van wijlen Godfried van Doern alias Wetsteen en wijlen Aleid, dochter van wijlen Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, op voorwaarde dat Gijsbert de cijns van vijf gulden en die van twaalf en een halve gulden zal kunnen terugkopen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Godfried Sijmonis en Jan van Brecht. i
83 5 mei 1530.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat nadat Hendrika, dochter van wijlen Jan Wouterszn., weduwe van Peter [Ach]ten, het vruchtgebruik dat haar toekomt in een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge, die Wouter, zoon van wijlen Godfried Roestenberch, beloofd had te geven aan Willem Hinckart voor de ene helft en voor de andere helft aan vrouwe Hadewijch, weduwe van Nicolaas van Beerze, zoon van wijlen Gerard van Beerze, uit twee bunder weiland in de parochie van Boxtel te Liempde, tussen het erfgoed van Nicolaas Coel van der Lynden enerzijds en van Lambert, zoon van wijlen Denckin genaamd van den [Acker] anderzijds, en haar vruchtgebruik in een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge uit een erfpacht van twaalf mud, te voldoen uit het ‘Aude Venne’, deels akker en deels weiland, in de parochie van Oirschot, in de herdgang van Oerle, tussen het erfgoed van Gillis de Cremer enerzijds en van Arnoud van der A[ft]ter en zijn kinderen anderzijds, alsmede uit de helft van de ‘Nuwe venne’, deels akker en deels weiland, ook daar gelegen, alsmede uit de helft van het weiland ‘die [Geestar]t’, gelegen aldaar, ook uit de helft van het weiland de ‘Nuwenbeempt’, gelegen aldaar, overgedragen had aan Rodolf, haar zoon,
dat Rodolf de genoemde erfpacht van een mud rogge en van een mud rogge uit de erfpacht van twaalf mud heeft overgedragen aan Jacob, zoon van wijlen Gerard Robbrechtszn., molenmaker.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Lambert van den Broeck en Adriaan van Eijndhoudts. i
119 15 januari 1619.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Hendrik Martensz. van Berse, schepen van de vrijheid van Sint-Oedenrode, gemachtigd door jonker Mark van Gerwen, schout van Peeland en Sint-Oedenrode, Eijmbrecht van Oetelaer, zijn plaatsvervanger, Mathijszoen Hendrik Vogels, Jacob Willem Gerartss., Jan Janssoen van Oirschot, Lucas Aart Lucass., Marcelis Lambertss. en Hendrik Janssoen Tijbos, schepenen van Sint-Oedenrode, Peter van Heessel Janss., kerkmeester, Hendrik Janss. Craenen en Thomas Hendrik Diercx van den Morselair, Heilige Geestmeesters, Leonard Roeloffs van den Hornick, Jan Ruth Henricxz. van Herenthum, Hendrik Lambert Henricxz., Marten Reijnder Dobbelijns en Jan Anthonis Vrancken, naburen en ingezetenen van de vrijheid van Sint-Oedenrode, op 29 oktober 1618 ten overstaan en met behulp van Thomas Jans Maess., eertijds burgemeester van Sint-Oedenrode in 1603, aan Dirk van Kessel een jaarlijkse erfcijns van zestig Carolusgulden verkocht heeft ten behoeve van het Clarissenklooster in de baronie van Boxtel. De cijns kan ten allen tijde gelost worden met duizend Carolusgulden.
Deze cijns moet gebruikt worden om de volgende obligaties te betalen: 250 Carolusgulden aan Jan Willems Bloemarts ten behoeve van Marieke Bauwens, 200 aan het klooster te Oisterwijk, 150 aan Ruth Janss. van Orthen, 50 aan Pauwelssen Janss., 100 aan Johan Garnier, 100 aan Michiel Henricx, 75 aan Marieke Henricx van Beek en 75 aan Huibert Brouhesius.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Lambert Remmens en Rombout Romboutsen. i
120 4 februari 1620.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Marcel Willem Lenaertss., inwoner van Asten, aan Dirk van Kessel een jaarlijkse erfcijns verkocht heeft van 25 Carolusgulden ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel uit:
- een huis, erf, hof en ander aanliggend erfgoed in de parochie van Asten, ca. zeven lopenzaad groot, op een plaats geheten ‘Aent Rijnvelt’, naast het erfgoed van het klooster van Binderen enerzijds en van Jan Aelberts anderzijds en met het ene einde strekkend, en met het andere einde aan de openbare straat
- vijf lopenzaad akker- en grasland, genaamd de ‘Bittort’ in de parochie van Asten, naast het erfgoed van het klooster van Binderen enerzijds en van Jan Alberts anderzijds en met het ene einde, strekkend met het andere einde aan het Pallembroeck
- een stuk akker- en grasland van ca. zeven lopenzaad daar, naast het erfgoed van Jan Aelbert enerzijds en naast de gemeint daar anderzijds en met het ene einde, strekkend met het andere einde aan de goederen van Jan Henricxs.
- een haardstede met de daarop staande schuur en een half lopenzaad land binnen de voornoemde parochie aan de meiboom daar, naast het erfgoed van Hendrik Franss. enerzijds en van Peter Diercxz. van den Winckel anderzijds, strekkend met het ene einde aan de openbare straat en met het andere aan de goederen van Hendrik Frans Laureijnss.
- een weide van drie en een half lopenzaad in de voornoemde parochie op de plaats geheten ‘In den Brant’, tussen het erfgoed van Jan Henricx enerzijds en de gemeint anderzijds en met het ene einde, strekkend met het andere einde aan de goederen van Jan Matijss. van den Cruijce
- een stuk gras- en akkerland van ca. vier lopenzaad in dezelfde parochie, op dezelfde plaats, tussen het erfgoed van het klooster van Binderen enerzijds en de gemeint anderzijds en met het ene einde, strekkend met het andere einde aan de goederen van Hendrik Joachim, die hij van hetzelfde klooster in erfrecht heeft. De verkoper belooft aan het Clarissenklooster vrijwaring, behalve voor een jaarlijkse cijns van ca. negen gulden en een blank, die eerst uit de goederen aan de meiboom moet betaald worden. Hij zal de cijns altijd mogen lossen met vierhonderd Carolusgulden.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Hendrik Franssen van Gestel en Godfried Loeff van der Sloot. i
121 4 februari 1620.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Aart, zoon van wijlen Frans Timmermans, als gemachtigde voor Maria, weduwe van Frans Timmermans, en voor Maria en Anneke, zijn zusters, dochters van Frans en Maria, een jaarlijkse erfcijns van twaalf gulden heeft verkocht aan Dirk van Kessel ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel uit:
- een woonhuis, schuur, schop, met de gronden, hof, boomgaard en andere daarbij gelegen landerijen, tien lopenzaad groot, gelegen in de parochie van Asten naast het erfgoed van Mathijs Philipss. enerzijds en van de erfgenamen van Filips Peterss. anderzijds, met het ene einde aan de straat en met het andere aan de goederen van Jan Jacobss. Eckelcamp
- een stuk land van zes lopenzaad in de parochie van Asten, naast de goederen van de heer van Asten enerzijds en van Joost Peterss. van den Eynde anderzijds, strekkend met het ene einde aan de straat en met het andere aan een beemd
- een stuk beemd in de parochie van Asten van negen lopenzaad, naast de goederen van de heer van Asten enerzijds en het erfgoed van Mathijs Philipss. anderzijds, strekkend met het ene einde aan het voornoemde land en met het andere aan het erfgoed van Jan Wouters van Beeck
- en een hooibeemd in de parochie van Asten van negen lopenzaad, naast het erfgoed van de erfgenamen van Janss. Bekelx enerzijds en van Willem Verdysteldonck anderzijds, met beide einden aan de goederen van de erfgenamen van Mathijs Philipss.
Aart heeft vrijwaring beloofd aan het Clarissenklooster, behalve voor de jaarlijkse grondcijns aan de heer van Asten van dertig gulden en tien stuiver aan diverse personen te voldoen; hij zal de cijns van twaalf gulden altijd mogen lossen met 200 Carolusgulden.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Hendrik Franssen van Gestel en Godfried Loeff van der Sloot. i
122 22 april 1620.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Adriaan, zoon van wijlen Huibert Jan Beeckmans, voor hem en in opdracht van Michiel, zoon van wijlen Willem Bueters, man van Leonarda, dochter van wijlen Huibert Jan Beeckmans,
Deliken, dochter van Huibert Jan Beeckmans, weduwe van Nicolaas Adriaens, met haar voogd Leonard Henricxs. van Beerse, door hem en wijlen zijn vrouw, dochter van wijlen Hendrik en zijn vrouw Deliana, dochter van wijlen Jan Beeckmans,
Adriaan Eymberts Henricxs. en Hendrik Jan Henricxs., Heilige Geestmeesters van Boxtel als voogden van Adriaan, onnozele zoon van wijlen Willem Jan Beeckmans, gemachtigd krachtens de schepenoorkonde van Boxtel d.d. 10 maart 1620,
Wouter Jans van der Santvoert, gemachtigde van Elisabeth, dochter van wijlen Gevert Henricxs. van Loon, door Gevert verwekt bij wijlen Hendrikske, dochter van wijlen Antoon Woutersz. en zijn vrouw Lieske, dochter van wijlen Jan Beeckmans de Oude, gemachtigd door Wouter krachtens de schepenoorkonde van het stadsbestuur van Antwerpen d.d. 21 maart 1620,
Wouter van der Santvoirt namens Jan, zoon van wijlen Daniel Janssoen, door Daniel en Deliana, dochter van wijlen Antoon Wouters verwekt, wier moeder Elisabeth, dochter van wijlen Jan Beeckmans de Oude was,
deze voornoemde Adriaan Huiberts, Deliken, zijn zuster, Leonard Henrixcs. en de genoemde Heilige Geestmeesters in opdracht van Wouter Jans van den Santvoert, man van Adriana, en van Corstiaan Corstiaenss., man van Elisabeth, beide dochters van wijlen Daniel Janss., door Daniel en wijlen zijn vrouw Deliken, dochter van wijlen Antoon Wouterszn., wier moeder Liesken was, dochter van wijlen Jan Beeckmans de Oude, allemaal erfgenamen van wijlen Gerard Jan Beeckmans, de ‘Meyssenakker’ verkocht hebben aan Antoon, zoon van wijlen Willem Jans Reynderszn; deze akker is gelegen in de parochie van Boxtel, te Breukelen, tussen het erfgoed van Andries Henricx enerzijds en met het ene einde en van Wouter Willem Diericxs. anderzijds, rakend aan de openbare weg daar,.
Adriaan Huiberts, Deliken en Wouter Janss. van der Santvoert beloven de koper voor hun deel te vrijwaren, behalve voor hun aandeel in de grondcijns van vier stuiver en drie oort aan de heer van Boxtel en in vier lopen rogge in een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge aan de Tafel van de Heilige Geest te Boxtel en in een jaarlijkse daalder aan Margriet, weduwe van Hendrik Antoon Schellekens. i
149 25 september 1643.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat meester Roelof Bloemarts, secretarieklerk van ’s-Hertogenbosch, gemachtigd door Deliana de Roij, weduwe van meester Rochus Lemnius, licentiaat in de rechten, kastelein en rentmeester van de baronie van Boxtel, op haar beurt gemachtigd door het testament dat met haar man gemaakt is, in procuratiebrieven voor Laurens van Kessel, secretaris van Den Bosch en openbaar notaris, gepasseerd op 11 september 1643, aan Laurens van Kessel overgedragen heeft ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel
- een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge die Berta, weduwe van Aart Brock, Gijsbert, haar zoon, en Arnolda, haar dochter, beloofd hadden te geven aan Hendrik Buc, kanunnik van de Sint-Jan in Den Bosch, en Winrik Schreijnmeker uit een stuk land in de parochie van Helvoirt op de plaats Gesel, tussen het erfgoed van Aart Back enerzijds en van Lucas, natuurlijke zoon van Hendrik Snavel, anderzijds, en uit vier lopenzaad roggeland daar, genaamd ‘Sinter Claesstuck’, aan het eind van het genoemde stuk land, welke pacht Aart Hoernken, zoon van wijlen Simon, van zijn vader en van Maria, natuurlijke dochter van wijlen Jan Sloetel, opgedragen hadden aan Paulientke, natuurlijke dochter van wijlen Jan de Haest
- alsmede een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge die Wouter, zoon van wijlen Goijart Roestenberch, beloofd had te geven aan Willem Hinckart voor de ene helft en aan juffrouw Heilwich, weduwe van Nicolaas de Beerze, dochter van wijlen Gerard de Beerze, voor de andere helft uit twee bunder beemd in de parochie van Boxtel, te Liempde, tussen het erfgoed van Nicolaas Koil van der Linden enerzijds en van Lambert, zoon van wijlen Denkens genaamd van den Acker, anderzijds, welke pacht daarna Albert, zoon van wijlen Isaak Janssen Ketelaer, van Isaak en Elisabeth, zijn vrouw, dochter van wijlen Gerard Molenmaecker, opgedragen hadden ten behoeve van meester Rochus Lemnius. De pachten mogen ten allen tijde gelost worden met achthonderd gulden.
Deze overdracht is gebeurd overeenkomstig datgene wat meester Rochus Lemnius in zijn testament beloofd had naar aanleiding van de inkleding en professie van zuster Engelke Lemnius, zijn dochter, in het Clarissenklooster te Boxtel.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: David van den Bosch en Jan Pelgrom. i

Kenmerken

Vindplaats origineel:
Clarissenklooster Megen