Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Jan Wyge, zoon van wijlen Hendrik, gemachtige krachtens het testament van Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, verver, en Catharina, zijn vrouw, een huis en tuin met aanhorigheden in cijns gegeven heeft aan Gijsbert, zoon van wijlen Dirk Gerritszn., gelegen te ’s-Hertogenbosch op de hoek van het Neystraetken, tussen het erfgoed van Godfried van Vaerlair enerzijds en van Rodolf Doncker en Arnoud Hameker anderzijds, welk huis en tuin genoemde Peter van Jan, zoon van wijlen Daniel van Ricartsfoirt, in cijns verworven had en dat nu een huis, erf, ledige plaats en een achterhuis of stal is, strekkend naar het Neystraetken en de Karrestraat op de hoek van de Karrestraat, tussen het erfgoed van de kinderen van wijlen Cornelis in den Slotel enerzijds en van de erfgenamen van wijlen Godfried de Roydreger anderzijds, strekkend van het Neystraetken en de Karrestraat naar het erfgoed van Hector, natuurlijke zoon van wijlen Rodolf de Bever. Gijsbert zal dit bezitten voor de grondcijns, voor een jaarlijkse erfcijns van veertien pond aan Arnoud, zoon van wijlen Wouter van Hall, voor een jaarlijkse erfcijns van tien pond aan de erfgenamen van wijlen Judocus Huyben, voor een jaarlijkse erfcijns van vier pond aan Peter, zoon van wijlen Geldo van Eeckhout uit Gent, voor een jaarlijkse erfcijns van twee pond aan een altaar in de kapel van Sint-Cornelis op de Vughterdijk, door Gijsbert te voldoen op de gestelde plaatsen en termijnen, alsmede voor een jaarlijkse erfcijns van vijf Rijnsgulden, door Gijsbert te geven aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Heilwich en Hendrika, zusters van het Clarissenklooster te Boxtel, dochters van wijlen Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, en voor een jaarlijkse erfcijns van twaalf en een halve Rijnsgulden aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Reinier, Hildegonde, Aleid en Ida, onmondige kinderen van wijlen Godfried van Doern alias Wetsteen en wijlen Aleid, dochter van wijlen Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, op voorwaarde dat Gijsbert de cijns van vijf gulden en die van twaalf en een halve gulden zal kunnen terugkopen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Godfried Sijmonis en Jan van Brecht. i
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Jan Wyge, zoon van wijlen Hendrik, gemachtige krachtens het testament van Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, verver, en Catharina, zijn vrouw, een huis en tuin met aanhorigheden in cijns gegeven heeft aan Gijsbert, zoon van wijlen Dirk Gerritszn., gelegen te ’s-Hertogenbosch op de hoek van het Neystraetken, tussen het erfgoed van Godfried van Vaerlair enerzijds en van Rodolf Doncker en Arnoud Hameker anderzijds, welk huis en tuin genoemde Peter van Jan, zoon van wijlen Daniel van Ricartsfoirt, in cijns verworven had en dat nu een huis, erf, ledige plaats en een achterhuis of stal is, strekkend naar het Neystraetken en de Karrestraat op de hoek van de Karrestraat, tussen het erfgoed van de kinderen van wijlen Cornelis in den Slotel enerzijds en van de erfgenamen van wijlen Godfried de Roydreger anderzijds, strekkend van het Neystraetken en de Karrestraat naar het erfgoed van Hector, natuurlijke zoon van wijlen Rodolf de Bever. Gijsbert zal dit bezitten voor de grondcijns, voor een jaarlijkse erfcijns van veertien pond aan Arnoud, zoon van wijlen Wouter van Hall, voor een jaarlijkse erfcijns van tien pond aan de erfgenamen van wijlen Judocus Huyben, voor een jaarlijkse erfcijns van vier pond aan Peter, zoon van wijlen Geldo van Eeckhout uit Gent, voor een jaarlijkse erfcijns van twee pond aan een altaar in de kapel van Sint-Cornelis op de Vughterdijk, door Gijsbert te voldoen op de gestelde plaatsen en termijnen, alsmede voor een jaarlijkse erfcijns van vijf Rijnsgulden, door Gijsbert te geven aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Heilwich en Hendrika, zusters van het Clarissenklooster te Boxtel, dochters van wijlen Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, en voor een jaarlijkse erfcijns van twaalf en een halve Rijnsgulden aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Reinier, Hildegonde, Aleid en Ida, onmondige kinderen van wijlen Godfried van Doern alias Wetsteen en wijlen Aleid, dochter van wijlen Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, op voorwaarde dat Gijsbert de cijns van vijf gulden en die van twaalf en een halve gulden zal kunnen terugkopen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Godfried Sijmonis en Jan van Brecht.