Blauwververijen behoren tot de nijverheidstak die stoffen zoals katoen, laken etc. en wolprodukten bewerkt d.m.v. het verven daarvan. In de Middeleeuwen gebruikte men uitsluitend natuurlijke middelen uit het planten- en dierenrijk. De voornaamste kleurstof was verborgen in het blad van een plant genaamd wede, die de blauwe kleur gaf. De kwaliteit van die verfstof was erg hoog. Daarom ook werden stoffen die een andere kleur moesten krijgen, vaak eerst met de wede blauw geverfd. Naast deze grondstoffen maakte deze tak van nijverheid ook gebruik van hulpmiddelen tijdens het proces en fixeermiddelen (beitsen zoals zoutzuur, logen, inkt, ammonia, hydrosulfiet, gom). Dat maakte deze tak van nijverheid erg ongezond en vervuilend. Later is indigo -overigens ook een stof uit een plant die door Portugezen in het midden van de 16e eeuw naar Nederland werd vervoerd vanuit Nederland-Indië- dé kleurstof geworden op basis waarvan men werkte.
In 1870 wordt door H. Lathouwers voor Henri Princen, fabrikant en afkomstig uit een verversfamilie, bij een openbare verkoop ten overstaan van notaris Niemann een koopmanshuis met erf vanouds genaamd den Nobelen Baas en later Dorpskoffyhuis, met aangrenzende moestuin staande en gelegen aan het Marktveld te Boxtel, kadastraal bekend Sectie K nrs. 230-231, gekocht voor de prijs van 5450 gulden.
Deze Henri Princen had rond de eeuwwisseling in Boxtel een kleine katoendrukkerij en katoenververij, die tot 1905 veel voor Besouw (Goirle) verfde. Deze blauwververij van H. Princen was gevestigd aan de Clarissenstraat (sectie K nr. 1286). Aan de voorkant van het huis aan de noordzijde was de winkel met woonhuis. Daarachter de werkplaats, een schuur en daar weer achter een schilderachtig binnenplaatsje, met nog een schuur met drukkerij waarin linnen werd verluchtigd met een patroontje.
Van levensbelang voor een blauwverver is de nabijheid van water. Princen had zijn lokatie dan ook goed uitgekozen. De Dommel lag achter zijn ververij. Daar hingen dan grote lappen stof van vaak wel 40 el in het water te spoelen. Het proces van verven is simpel: Eerst indigo in een urinebad (later hydrosulfiet) van 55 graden met ammonia in de kuipen, soms meermalen om een diepere kleur blauw te krijgen. In contact met zuurstof in de lucht slaat de kleurstof neer. Persen via de mangel. Beitsmiddelen om een onoplosbare verbinding aan te gaan met de kleurstof. Deze beitsmiddelen werden verdikt met gom.
Tevens heeft Princen in zijn bedrijf een drukkerij van katoenen stoffen gehad.
Als er bestellingen kwamen, stuurde Princen eerst stalen of monsters op, om de klant te laten keuren, vooraleer de bestellingen werden afgehandeld in de orderboeken. In deze orderboeken van het bedrijf, een soort dagboeken waarin de bestellingen chronologisch werden opgetekend en later ook credit en debetbedragen werden aangetekend (soms ook wel journaal genoemd) is goed af tye lezen wie allemaal tot de klanten gerekend mogen worden.
Enkele jaren na de oorlog wordt er nagenoeg niet meer gewerkt. De werkzaamheden van de katoendrukkerij hielden op in 1945. Op 19 oktber 1961 sterft M.L.P.H. Princen en wordt het woonhuis, fabrieksgebouw en erf verkocht aan de gemeente Boxtel.
In 1962 werd een deel van de inboedel van de ververij (antieke houten mangel en dito pers met enige houten vaten) naar de heemkundige kring van St. Oedenrode overgebracht voor het museum aldaar.
Bron: De Blauwverver. Over het leven en werken van de blauwverver in de Brabantse gemeente Boxtel. Samengesteld door Evert Meijs. 1981. Onuitgegeven manuscript. Plaatskenmerk BHIC Toegang 1142 inventarisnummer 5D31