Des saterdaechs nae Onser Vrouwen Nativitas.
Evert Freyse verklaart, dat destijds, toen hij rentmeester was van het Land van Utrecht, in het geschil tussen de proosdij van Meersbergen en de grondeigenaren van Manderen (Maarn), ter plaatse en in aanwezigheid van hem en vele inwoners van Meersbergen, Manderen en Woudenberch vastgesteld is, welk grondgebied met veen, heide en land aan de proosdij toebehoorde; en omschrijft dit gebied aan de hand van de toponiemen als genoemd in de akte van 1 aug. 1411 (reg. nr.556).
Des saterdaechs nae Onser Vrouwen Nativitas.
Evert Freyse verklaart, dat destijds, toen hij rentmeester was van het Land van Utrecht, in het geschil tussen de proosdij van Meersbergen en de grondeigenaren van Manderen (Maarn), ter plaatse en in aanwezigheid van hem en vele inwoners van Meersbergen, Manderen en Woudenberch vastgesteld is, welk grondgebied met veen, heide en land aan de proosdij toebehoorde; en omschrijft dit gebied aan de hand van de toponiemen als genoemd in de akte van 1 aug. 1411 (reg. nr.556).
b. Authentiek afschrift, op papier (bewaard bij oorspr.), ondertekend door: Henricus Bull ad concordantiam copie notarius. Onderaan de tekst: Copia per Henricum Buul notarium et reddituarium Bernensem (rentmeester) et causidium Buscoducensem (pleitbezorger in Den Bosch). Blad papier aangevezeld (1988).
c. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.381.
d. Tekst van Hoevenaars in A.A.U. 19(1891), nr.17, blz.162.