Aernt van Wijck, abt van Bern, staat met goedvinden van het convent toe, wegens de schade onlangs door de proosdij van Mertsberch bij de Utrechtse gevechten opgelopen en wegens de achterstal van betaling door de abt aan heer Jan Spyrinck van Aelborch aldaar, en omdat hij vertrouwen in hem stelt, dat deze de proosdij levenslang in bezit en gebruik krijgt (zal krijgen?), en bepaalt dat:
1. wanneer de proosdij weer meer opbrengt dan de 100 rijnsgulden waarop heer Jan krachtens eerdere aanstelling recht heeft, heer Jan ook de meeropbrengst zal genieten;
2. hij jaarlijks rekening en verantwoording zal moeten afleggen, en
3. hij de proosdij met de kapel geheel op eigen kosten zal blijven onderhouden.
Aernt van Wijck, abt van Bern, staat met goedvinden van het convent toe, wegens de schade onlangs door de proosdij van Mertsberch bij de Utrechtse gevechten opgelopen en wegens de achterstal van betaling door de abt aan heer Jan Spyrinck van Aelborch aldaar, en omdat hij vertrouwen in hem stelt, dat deze de proosdij levenslang in bezit en gebruik krijgt (zal krijgen?), en bepaalt dat:
1. wanneer de proosdij weer meer opbrengt dan de 100 rijnsgulden waarop heer Jan krachtens eerdere aanstelling recht heeft, heer Jan ook de meeropbrengst zal genieten;
2. hij jaarlijks rekening en verantwoording zal moeten afleggen, en
3. hij de proosdij met de kapel geheel op eigen kosten zal blijven onderhouden.
b. Getypte tekst in Map-Afschriften.
Nota. Er is nog een ontwerp voor de toekenning door abt Aernt van Wijck van een lijfrente van 45 rijnsgulden aan heer Jan, met de toezegging van opvolging als proost van Maarsbergen. Van deze tekst (IV. A. 22 [23]) op papier, ongedateerd en onaf, is hier geen regest.