Schepenen van Vilvoerden oorkonden, dat in het geschil tussen meester Jan van Coudenberge, als voogd van zijn "neef" Aert van Meghem, en meester Anthonus Heenkenshoot ter ene zijde, en Anthoenus Mennens en Philips van den Zande als voogden van Peter Mennens, weeskind van wijlen Gielys Mennens, ter andere zijde, op 9 september 1490 door de scheidsrechter, de edele heren van Gheete en Willem van Liesvelt, rentmeester van Vilvoerden, bij minnelijke schikking over de nagelaten goederen van Gielys Mennens als volgt is beslist:
1. dat het huis te Vilvoerden, geheten De Munte, met beemden, boomgaarden, duiventillen c.a. en het huis in Mechelen in het straatje bij de Sint-Jacobuskapel c.a., die Aerdt van Meghem van Gielys Mennens geërfd heeft, aan Aerdt zullen toekomen met de daarop drukkende lasten en met de cijns van 4 rijnsgulden, die naderhand nog gekomen is op het huis in Vilvoerden;
2. dat ook aan Aerdt zal toekomen een cijns van 10 gulden, 5 zakken rogge en ½ zak tarwe, nagelaten door Gielys en afkomstig van diens moeder; dit met uitsluiting van enig recht hierop voor de weduwe van Gielys;
3. dat de eisen, gesteld door beide partijen betreffende de restitutie van vruchtgebruik, kleding, en levensonderhoud, nietig worden verklaard, omdat zij elkaar compenseren;
4. en dat heer Jan van Beringen, priester, die destijds een erfrente van 12 rijnsgulden heeft geërfd an zijn grootmoeder, de eerste vrouw van Gielys Mennens de Oude, deze rente zal behouden, alsook de lijfrente van 10 rijnsgulden,die hem nagelaten is bij testament van zijn oom Gielys, maar dat hij niet zal delen in de andere goederen van zijn grootouders.
Schepenen van Vilvoerden oorkonden, dat in het geschil tussen meester Jan van Coudenberge, als voogd van zijn "neef" Aert van Meghem, en meester Anthonus Heenkenshoot ter ene zijde, en Anthoenus Mennens en Philips van den Zande als voogden van Peter Mennens, weeskind van wijlen Gielys Mennens, ter andere zijde, op 9 september 1490 door de scheidsrechter, de edele heren van Gheete en Willem van Liesvelt, rentmeester van Vilvoerden, bij minnelijke schikking over de nagelaten goederen van Gielys Mennens als volgt is beslist:
1. dat het huis te Vilvoerden, geheten De Munte, met beemden, boomgaarden, duiventillen c.a. en het huis in Mechelen in het straatje bij de Sint-Jacobuskapel c.a., die Aerdt van Meghem van Gielys Mennens geërfd heeft, aan Aerdt zullen toekomen met de daarop drukkende lasten en met de cijns van 4 rijnsgulden, die naderhand nog gekomen is op het huis in Vilvoerden;
2. dat ook aan Aerdt zal toekomen een cijns van 10 gulden, 5 zakken rogge en ½ zak tarwe, nagelaten door Gielys en afkomstig van diens moeder; dit met uitsluiting van enig recht hierop voor de weduwe van Gielys;
3. dat de eisen, gesteld door beide partijen betreffende de restitutie van vruchtgebruik, kleding, en levensonderhoud, nietig worden verklaard, omdat zij elkaar compenseren;
4. en dat heer Jan van Beringen, priester, die destijds een erfrente van 12 rijnsgulden heeft geërfd an zijn grootmoeder, de eerste vrouw van Gielys Mennens de Oude, deze rente zal behouden, alsook de lijfrente van 10 rijnsgulden,die hem nagelaten is bij testament van zijn oom Gielys, maar dat hij niet zal delen in de andere goederen van zijn grootouders.
b. Getypte tekst in Map-Afschriften.