skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Saskia Green
Saskia Green Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Saskia Green
Saskia Green Bhic

Archieven

2095 Norbertinessenpriorij Sint-Catharinadal, 1271-1900

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
2095   Norbertinessenpriorij Sint-Catharinadal, 1271-1900
Inleiding
Historisch overzicht
Verantwoording van de inventarisatie
Aanwijzingen voor de gebruiker
Lijst van priorinnen tot 1900
Lijst van proosten tot 1900
Regesten
Records 1 t/m 100
100 1365 november 23
Int jaer ons Heren dusent driehondert tsestich ende vive, des sondaghs voer sente katerinen dach.
Voor de schepenen van Breda, Jacob de Roever en Jan Mathyssoen, verklaart Diedrik Starke schuldig te zijn aan Elisabeth van Bruecelle 2 schellingen oude groote tornooisen, op een goed gelegen buiten de gasthuispoort te Breda, voortijds eigendom van heer Jan van Bruecelle.
101 1365 december 31 (n. s.)
Int jaer ons Heren M. CCC. tsestich ende sesse, des woendaghes na kersdach.
Voor de schepenen van Breda, Barthel Godscalxzoon en Jan Mathyszoon verklaart Peter Kreyt een erfcijns genomen te hebben van Dirk Starken op een land, gelegen " in den akker" te Breda, en "die Gheer" genoemd, voor 6 schellingen en 8 penningen. [zie ook nr. 111]
102 1365 december 31 (n.s.)
Int jaer ons Heren M. CCC. tsestich ende sesse des woensdaghes na kersdach.
Voor de schepenen van Breda, Barthel Godscalxzoon en Jan Mathyszoon, erkent Wouter van Eyndhoven in erfcijns genomen te hebben van Dierik Starken een land "die Vespacker" geheeten, te Breda tegen 5 schellingen groote payment 's jaars, met als onderpand een huis gelegen in de Steenbrugstraat. [zie ook aktenr. 112]
103 1366 mei 31
Int jaer ons Heren. M. CCC. tsestich ende sesse, des zondaech na sinxen dach.
Voor de schepenen van Breda, Barthel Godscalxzoon en Jan Mathyszoon, verklaart Lysbet Aernds Hartsdochter verkocht te hebben aan Willem Willemetss 30 groote payment jaarcijns, op een huis en erf in de Gasthuisstraat te Breda. [zie ook nr. 108]
104 1366 juli 14
Int jaer ons Heren M. CCC. tsestich ende sesse, viertien daghe in Julio.
Voor de schepenen van Breda, Jonas vanden Elst en Aernoud van den Neste, erkennen Willem de Bonte en Jan van Woude in erfpacht genomen te hebben van Mathilde, Claes dochter van Oekel, en haar voogd Jan den Smit, een land "die Vespacker" geheeten, te Breda gelegen, voor één sester rogge. [zie ook nrs. 121, 175, 316]
105 1366 october 18
Int jaer ons Heren dertien hondert jaer ende zes ende tsestich des vridaghes voer sinte Lucas dach ewangeliste.
Voor de schepenen van Steenbergen, Claas Stadinc en Godevaart de Pottere, bekent Jacob de Maersman als erfcyns genomen te hebben van Clarissen, non van Breda, een erf gelegen te Steenbergen, voor 26 oude groote.
106 1366 november 6
Int jaer ons Heren M. CCC. tsestich ende sesse, op sente Ledenaerts dach.
Voor de schepenen van Breda, Jan van der Elst en Arnoud Janszoon, bekent Jan vander Vaert dat hij aan Jan van Woude verkocht heeft 2 schellingen groote 's jaars, op de helft van een huus buiten de gasthuispoort te Breda gelegen, en waarvan Rubbeken van Ypelaer de andere helft heeft.
107 1367 januari 3
Int jaer ons Heren M. CCC. tsestich ende seven, opten derden dach in Januari.
Voor de schepenen van Breda, Jonas vanden Elst en Arnoud vanden Neste, verklaart Mathys van den Watere verkocht te hebben aan Jan vanden Woude Marselijszoon, 30 groote payment 's jaars, op een huis te Breda.
108 1368 januari 16
Int jaer ons Heren M. CCC, tsestich ende acht XVI daghe in Januario.
Voor de schepenen van Breda, Jonas vanden Elst en Jacob de Roever, verklaart Willem Willemetss verkocht te hebben aan Jan Wittebol den cijns van 30 groote, waarover gaat de brief van 31 Mei 1366 (nr. 103).
109 1368 januari 16
Anno a nativitate ejusdem Domini millesimo trecentesimo sexagesimo octavo, indictione sexta, mensis januarii die decima sexta.
Voor notaris Hendrik Mesmaker sticht Jan de Woude, bij testament, een jaargetijde bij de nonnen van Breda, en schenkt Willem Bonte 10 groote, te Breda te innen.
110 1368 januari 20
Anno a nativitate ejusdem millesimo trecentesimo sexagesimo octavo, indictione sexta, mensis januarii die vigesima.
Akte opgemaakt in bijwezen van den notaris Henricus Mesmaker en waarbij, bij testament Jan Witbolle aan de priorin en het klooster van Breda 30 grooten 's jaars schenkt, op een huis aan de hospitaalstraat te Breda, tot stichting van een jaargetijde.
111 1368 maart 20
Int jaer ons Heren M. CCC. tsestich ende achte, twintig daghe in maerte.
Voor de schepenen van Breda, Jonas van der Eiste en Barthel Godscalxzoon, verklaart Dirk Sterken aan de priorin en de nonnen van Breda 6 schellingen en 8 penningen erfcijns geschonken te hebben, volgens pandbrief van 31 December 1365, tot stichting van een jaargetijde (zie nr. 101).
112 1368 maart 20
Int jaer ons Heren M. CCC. tsestich ende achte, twintich daghe in Maart.
Voor dezelfde schepenen [Jonas van der Eiste en Barthel Godscalxzoon] verklaart dezelfde Dirk Sterken dat hij aan de nonnen van Breda 5 schellingen groote 's jaars schenkt, voor zijn jaargetijde (zie nr. 102).
113 1368 april 20
Int jaer ons Heren M. CCC. tsestich ende achte, twintich daghe in Aprille.
Voor dezelfde schepenen van Breda [Jonas va der Elste en Barthel Godscalxzoon] verklaart Han Sterken, Dirk Starken, bastaardszoon, tot stichting van zijn jaargetijde bij de Zusters van Breda ook te geven 15 oude groote 's jaars op het hoekhuis dat hij van zijn vader kreeg, te Breda gelegen.
114 1368 september 11
Ghegheven int jaer ons Heren doe men screef derthienhondert tsestich ende achte, des maendaechs naer onsen vrouwen dach nativitas.
Voor Michiel Janszoon en Wouter Janszoon, schepenen van Roosendaal, verklaart Claus Jans Molenaerszoon schuldig te zijn aan de nonnen van Breda 28 groote jaarcijns, verpand op het goed dat hij onder de vierschaar van Roosendaal bezit 1).
115 1368 september 11
Ghegheven int jaer ons Heren doe men screef dertienhondert tsestich ende achte des maendaghes naest onser vrouwen dach nativitatis.
Voor Michiel Janszoon en Wouter Janszoon, schepenen van Roosendaal, erkent Michiel Stevenszoon schuldig te zijn aan de nonnen van Breda een erfcijns van 20 1/2 grooten op een goed dat hij bezat "binnen der vierscaren van Rosendale" 1).
116 1368 november 20
Dit was ghedaen int jaer ons Heren doemen screef dertienhondert tsestich ende achte, des manendaghes vor sente Catelinen dach.
Voor Michiel Janszoon en Wouter Janszoon, schepenen binnen Roosendaal, erkent Jan Michielszoon schuldig te zijn aan de nonnen van St. Catharinadal 3 schellingen en 6 penningen groote op 23 loopzaad land, gelegen te Huisdonk onder Roosendaal, en veronderpand op een huis en hof en het land aldaar daaraan gelegen.
117 1369 februari 1
Int jair ons Heren M. CCC. tsestich ende neghen op onser vrouwen avondt ter lichtmisse.
Voor de schepenen van Breda, Arnoud Janszoon en Godevaert van Loenhout, verklaart Hendrik Sterke verkocht te hebben aan Jacob Ydenzoon, koopman, een land te Breda gelegen. [zie ook nr. 150]
118 1370 januari 2
Int jaer ons Heren M. CCC. ende tseventich opten anderen dach in Januario.
Voor de schepenen van Breda, Jonas vander Elst en Arnoud vanden Neste, verklaart Catherina vander Garneren, priorin der nonnen van Breda aan Jan, zoon van den koster van Mierle, een erf te verhuren, te Ginneken, onder Galder gelegen, tegen 10 sester rogge erfpacht, op voorwaarde dat hij het eikenhout dat er op groeit slechts zal gebruiken aan het huis dat er op staat en dat hij er een huis zal bouwen van vijf gebonden lang.
119 1370 juni 27
Int jaer ons Heren M. CCC. ende tseventich, zevenentwentich daghe in Junio.
Voor de schepenen van Breda, Jan Mathyszoon en Arnoud Janszoon erkent Jan die Moelnaer, Jans Brunszoon verkocht te hebben aan Paul de Potter 2 schellingen groote te betalen op een goed in de Caterstraat te Breda.
120 1370 december 21
Int jair ons Heren M. CCC. ende tseventich op sente Thomaes dach apostel.
Voor de schepenen van Breda, Barthel Godscalxzoon en Jan Mathyszoon, verklaart Jan Tyerlote dat hij als almoes geschonken heeft aan de priorin der nonnen van Breda, tot de stichting van een jaergetijde, een jaarcijns van 3 schellingen groote, met onderpand volgens het goed waarover de akte van 13 November 1359 (nr. 84).
121 1371 januari 25
Int jaer ons Heren M. CCC. tseventich ende een op sente Pauwels dach conversio.
Voor de schepenen van Breda, Barthel Godscalxzoon en Arnoud Jans, verklaart Mechteld Claeus dochter van Oekel verkocht te hebben aan Willem den Smyt Peter Eghels sone I sester rogge, volgens onderpand aangeduid in den brief van 14 Juli 1366 (nr. 104). [zie ook nrs. 175, 316]
122 1371 april 18
Ghedaen int jaer ons Heren, M. driehondert ende een en tseventich, op den achtienden dach van aprille.
Voor de schepenen van Roosendaal, Wouter Janssoen en Hendrik Calwaerd, getuigt Hendrik Lambrechts schuldig te zijn aan de nonnen van Breda 3 schellingen en 6 penningen, op 23 loopzaad land gelegen in de vierschaar van Roosendaal te Hulsdonk, en verpand op een huis en hof aldaar gelegen en op een half bunder made in de Vaernoest.
123 1372 april 20
Int jaer ons Heren M. CCC. tseventich ende twee, twintich daghe in Aprille.
Voor de schepenen van Breda, Barthel Godscalxzoon en Jacob die Rower, bevestigt Arnold Heneyn gepacht te hebben van Catharina van der Cameren, met Arnoud van den Neste als voogd, eene hoeve met huis en toebehooren, gelegen te Prinsenhage " op die Bye", en belast met 6 oude groote 's jaers ten gunste van den H. Geest te Prinsenhage, voor 5 sester rogge en 1 gerst, en 6 kapuinen. [zie ook nr. 554]
124 1372 augustus 24
Int jaer ons heren M. CCC. twee ende tseventich, vier ende twintich daghe in oexstmaent.
Voor de schepenen van Breda, Barthel Godscalxzoon en Arnoud vanden Neste," mannen tsheeren van Breda", verklaart Lysbeth Scevels, met haar zonen, gepacht te hebben tot behoef van haar en haar twee zusters, van Catharina vander Cameren, priorin der nonnen van Breda, een beemd en land te Roosendaal, voor 20 schellingen groote 's jaars.
125 1373 mei 15
Anno nativitatis ejusdem Domini M° CCC° septuagesimo tertio, mensis maii die quinta decima.
Notaris Johannes van Aerle getuigt dat Agatha de Mola, alias Sgruters, als aanvulsel van een testament ten gunste van Jutha, dochter van Theodorik Bynstroes, non te Breda, gemaakt, schenkt een jaarcijns op 1 bunder weiland in de Vucht bij Groenendijk gelegen, onder Breda.
126 1373 september 5
Int jaer ons Heren. M. CCC. drie ende tseventich, vyf daghe in Septembri.
Voor de schepenen van Breda, Barthel Goedscalxzoon en Jacob de Roever, erkent Lysbet, Claeus dochter van Oekele, verkocht te hebben aan Gherijde van Rynthen een viertel rogge, op een land te Breda. [zie ook nr. 127]
127 1373 september 6.
Testament van Gerard van Zanthem, waarbij aan Jutta van Oeckele, zuster van St. Catharinadal, een viertel rogge geschonken wordt, volgens inhoud van den schepenbrief van 5 September 1373 (nr. 126) .
128 1374 april 14
int jaer ons Heeren dusent drie hondert jaer ende viere ende tseventich op den viertienden dach in Aprelle.
Voor de schepenen van Roosendael. Wouter Janss. en Hendrik Calwaert, neemt Elisabeth Scevels, met haar momber et haar kinderen in pacht van St. Catharinadal 3 bunder moer voor 10 jaar.
129 1375 september 6
Int jaer ons Heren M. CCC. tseventich ende vive, zes daghe in September.
Voor de schepenen van Breda, Arnoud, Janszoon en Claus Boeykenszoon, erkent Pieter Tierloet verkocht ie hebben aan de nonnen van Breda 39 groote payements 's jaars erfcijns, op een huis met erf te Breda.
130 1377 maart 5
Int jaer ons Heeren M. CCC. zeven ende tseventich, vyf daghe in Meerte.
Voor de schepenen van Breda, Pieter Tierloet en Jan de Rucheneer, erkent Arnoud Bystro, kanunnik van Breda, als momber, en Barthel Godscalxs, als toeziener, dat de kinderen van Dierik Bystroes aan haar zuster Juette, der nonnen van Breda, 4 schellingen groote toegezegd hebben, op 1/2 bunder beemd, gelegen "op Belckenem after die berghe op die Marcke" en met den tocht op haars vaders huis.
131 1377 maart 25
Int jaer ons Heeren M. CCC. zeven ende tseventich, vyf ende twintich dage in Meerte.
Voor de schepenen van Breda, Godenen van Loenhout en Jan de Rucheneer, erkennen Hubrecht van Lyndonc en Arnoud van Welle, schepenen van Ginneken, dat Arnaud Bloc verkocht heeft aan zijn oom Hendrik Bloc één sester en 15 loop rogge te heffen in Breda.
132 1377 juni 8
Int jaer ons Heeren M° CCC° Lxxvij op den achten dach van junio.
Voor de schepenen van Rosendaal, Wouter Jans-zoon en Hendrik Calwaert, verklaart Pauwel die Loddere schuldig te zijn aan de nonnen van Breda, 40 groote, te Roosendael.
133 1377 juli 26
Int jaer ons Heeren als men screef M. CCC. LXX ende sevene, des sondaechs voer sente Peters dach ad vincula.
Voor de schepenen van Gastel, Gherard vander Mare en Marcelys Spierinc, erkent Hendrik Ribaut schuldig te zijn aan de nonnen van Breda 14 1/2 bunder heide, elk bunder aan 2 Vlaamsche groote 's jaars.
134 1377 september 4.
Notaris Georgius Thys maakt het testament op van Elisabeth van Brussel, waarbij, onder meer schikkingen, voor de nonnen van Breda bestemd zijn : een weiland en 2 gouden hellingen, en de middelen tot het aanschaffen van een inkomen van 12 groote schellingen voor een jaargetijde, enz.
135 1378 april 6
Int jaer ons Heren M. CCC. achte ende tseventich, zesse daghe in Aprille.
Voor de schepenen van Ginneken, Huibrecht van Lyndonc en Arnoud van Welle, getuigt Jan Henneken Pauwels verkocht te hebben aan de nonnen van Breda, elf groote 's jaars op een land, te Ginneken.
136 1378 mei 29
Int jaer ons Heren. M. CCC. achte ende tseventich, neghen ende twintich daghe in Mey.
Voor de schepenen van Breda, Peter Tierloet en Jan de Rucheneer, erkent Peter van Meere dat hij als cijnsgoed genomen heeft van Margriet, Jan Lauwaerts dochter, met Herman den Wisseleer van Bergen haren man als momber, een huis en erf gelegen buiten 't gasthuis, te Breda, voor 51 grooten 's jaars.
137 1380 september 11
Dit was ghedaen int jaer ons Heren M. CCC. tachtentich, op sente Lambrechtsdach.
Willem, heer van Dongen, getuigt dat hij verkocht heeft aan Luitgaard van Goerle, priorin der nonnen van Breda, drie hoeven moer, 12 bunder elk, gelegen in de heide van Dongen tegen een jaarcijns van 3 grooten, voor den welke de heer van Dongen de verdediging van het goed op zich neemt.
138 1380 october 15
Int jaer ons Heren dusent driehondert ende tachtich, vyfthien daghe in october.
Voor de schepenen van Breda, Peter Tierloet en Peter de Bonte, getuigt Peter van Galgendonc als aalmoes aan de priorin en het convent van Breda gegeven te hebben 37 1/2 grooten 's jaars te heffen op een huis en erf gelegen "tusschen Jan Oems erve en Jans erve van Druenen scoemakers" ; en 6 oude groote op het huis van Gerrit van Bavel, "tusschen Jans huyse van Woude en Gheryt Ysaacx".
139 1381 juli 14
Int jaer ons Heren dusent driehondert een ende tachtich, xiiij daghe in Julio.
Voor de schepenen van Breda, Wisse van den Havene en Jan de Buchenare, erkent Jan Tierloet schuldig te zijn aan Zebrecht Tierloet 8 schellingen en 6 penningen op huis en erf te Breda.
140 1382 maart 8
Int jaer ons Heren M. CCC. tachtich ende twee, acht daghe in Meerte.
Voor de schepenen van Breda, Wisse vanden Haven en Pieter die Bonte, schenkt Zebrecht Tierloet verscheidene inkomsten aan de zusters van Breda.
141 1383 october 15
Int jaer ons Heren M. CCC. drie ende tachtich vyftien daghe in october.
De schepenen van Hertel (Terheyden), Dierik vannen Dyke en Hendrik van Eysel, verklaren dat Peter van Galgheldonc als aalmoes aan de priorin en het convent der nonnen van St. Catharinadal geschonken heeft 4 schellingen, 6 penningen op een huis gelegen te Scymmaer, tusschen het erf van genoemden Peter en dat van Jan Haerdoncs.
142 1383 october 15
Int jaer ons Heren M. CCC. drie ende tachtich, vyftien daghe in October.
Voor de schepenen van Breda, Peter Tierloet en Peter die Bonte, verklaart Peter van Gagheldonc als aalmoes aan de priorin en het convent van Breda geschonken te hebben een erfcijns van 37 1/2 groote en 6 oude groote.
143 1383 october 16
Int jaer ons Heren M. CCC. tachtich ende drie, zesthien daghe in October.
De schepenen van Prinsenhage, Peter vander Hulst en Bartel Janszoon, verklaren dat Jan Hughenzoon uit Varenhout verkocht heeft aan Jacob Crullen 12 loop rogge op verscheidene goederen. [zie ook nrs. 241, 345]
144 1383 october 28
Int iaer ons Heeren M. CCC. tachtich ende drie op sente Symon en Juden Bach.
Voor de schepenen van Hertele (Terheijden), Herman vander Brugghen en Hendrik van Eysele, getuigt Peter van Gageldonc als aalmoes geschonken te hebben aan de priorin en de nonnen van Breda 12 grooten 's jaars op een huis en erf te Terheijden gelegen, " tusschen her Jans erve van Cleyberghe en Claeus Eeben soens erve ende hier voertyts toe plach te hoeren Jan van West".
2095 Norbertinessenpriorij Sint-Catharinadal, 1271-1900
Inleiding
Regesten
144
1383 october 28
Int iaer ons Heeren M. CCC. tachtich ende drie op sente Symon en Juden Bach.
Voor de schepenen van Hertele (Terheijden), Herman vander Brugghen en Hendrik van Eysele, getuigt Peter van Gageldonc als aalmoes geschonken te hebben aan de priorin en de nonnen van Breda 12 grooten 's jaars op een huis en erf te Terheijden gelegen, " tusschen her Jans erve van Cleyberghe en Claeus Eeben soens erve ende hier voertyts toe plach te hoeren Jan van West".
NB:
Origineel : Karters, nr. 110, op 8-19 M., met 2 zegels in bruin was op dubbel strookje.
Op keerzijde: xij g. ter Heiden van Ghagheldonc. 1383 (XVIe e.). — H (XVIIIe e.).
Afschrift : Cart. A, 45 vso ; cart. B, fol. 102 vso ; cart. C, fol. 38.
Zie ook:
145 1386 februari 18
Int jaer ons Heeren doemen streef dusent driehondert ende sesentachtentich, des sondaghes voer sinte Peters dach inden winter.
Voor de schepenen van Roosendaal, Hendrik Calwaert en Jan Mathyszoon, getuigt Jacob Jacopszoon die Volder schuldig te zijn aan Jan Poppe een oud Gentsch schild op één bunder goed onder Roosendaal. [zie ook nr. 317]
146 1386 februari 25
Int jair ons Heren M. CCC. ses ende tachtich, vive ende twintich daghe in Februario.
Voor de schepenen van Breda, Wisse vander Haven en Peter Thierloet, bekent Jan Mercelyszoon vonden Haghedyc verkocht te hebben aan Peter den Bonten 12 groote erfcijns op een huis met erf en toebehoorten in de Caterstraat, naast de Gasthuispoort, te Breda.
147 1387 october 4
Int jaer ons Heren M. CCC. zeven ende tachtich, vier dage binnen octobris.
Voor de schepenen van Breda, Arnoud Janszoon en Jan de Ruckeneer, belijdt meester Wouter die Barbier verkocht hebben aan Zebrecht vanden Ele één halster rogge erfpacht op een huis met erf en toebehoorten, aan de brugstraat te Breda.
148 1388 september 21
Int jaer ons Heeren dusent driehondert tachtich ende achte op sinte Mathys dach.
Voor de schepenen van Oosterhout, Jacob Camerlinc en Dierik Moeleneer, belijdt Ghibe Roelens als erfpacht genomen te hebben van Cleys Jans Boudens omtrent 11 loopzaad land onder Oosterhout, voor één sester rogge 's jaars. [zie ook nrs. 183, 264, 395]
149 1389 mei 16
Int jaer ons Heren M. CCC. neghen ende tachtentich, sesthien daghe in meye.
Voor de schepenen van Ginneken, Arnoud van Welle en Jacob van Eysel, getuigt Gerijt Michielszoon verkocht te hebben aan Sebrecht Ydenzoon één sester rogge erfpacht op " half der heyninghen met den bloxken daer neven gheleghen dei. Goerberg ", zuidwaarts neven Jan Snyders en Mathys Scepers en op den anderen kant " der ghebueren ghemeynde", met als onderpand 2 loop rogge.
150 1389 juli 2
Int iaer ons Heren M. CCC. neghen ende tachtich opten anderen dach van Julio.
Voor de schepenen van Breda, Jan die Rucheneer en Jan Ludekenszoon, belijdt Jacob Ydenzoon, koopman, verkocht te hebben aan Willem van Osse den Mets een land te Breda gelegen, naar inhoud der karter van 1 Feb. 1369 (nr. 117).
151 1389 augustus 18
Int jaer ons Heren M. CCC. ende neghen ende tachtich achthien daghe in Augusto.
Voor de schepenen van Breda, Peter die Bonte en Dierik die Rover, getuigt Beatrijs, Jan Haecx dochter, en haar dochter Zijsbet, met hare momboeren, overgedragen te hebben pp jonkfrouw Zauretten van Oeckel, zuster te Breda, 29 oude groote jaarcijns fransche munt, 6 groote en 1 engelsche, 39 groote payment, te innen op verscheidene goederen in den brief aangeduid.
152 1390 januari 15
Int jaer ons Heren M. CCC. ende tnegentich, vyftien daghen in Januario.
Voor de schepenen van Breda, Jan de Ruckeneer en Gheryt Reysenaelde, bekent Hendrik Ysac jaarlijks schuldig te zijn aan Peter Denijszoon "die hi hadde bi Katheline Peter Ysacx dochter was", 58 groote payment, te Breda. [zie ook nr. 189]
153 1391 maart 17
Int jaer ons Heren M. CCC. een ende tnegentich, zeventhien daghe in meerte.
Voor de schepenen van Breda, Godevaart van Loenhout en Jan Ludekens erkent Willem Hugheman en Wouter Peters, " kynder van Gageldonc " met hunne momboeren, verkocht te hebben aan de nonnen van Breda 5 schelling en 2 penning volgens de opgegeven panden.
154 1391 maart 17
Int jaer ons Heren M. CCC. een ende tnegentich, seventhien daghe in Marte.
De schepenen van Breda, Godevaart van Loenhout en Jan Ludekens, getuigen dat Willem Hugheman en Wouter Peters, kinderen van Gagheldonc, verkocht hebben aan de nonnen van Breda 5 schellingen en 2 penningen oude groote Tournois op een pand te Breda gelegen, met als onderpand 2 landerijen gelegen “bi Willem rentemeysters bosch", op een land waarvan Peter die Bonthe het wederdeel heeft en op een bunder beemd op Spoerdonc. [zie ook nr. 269]
155 1391 september 7
Int jair ons Heren M. CCC. een ende neghentich, zeven daghe in September.
De schepenen, gezworenen en de poort van Breda doen kennen dat zij een rijweg der zusters van Breda verlegd hebben en als vergoeding daarvoor, haar kwijtschelding geven van 13 oude groote jaarlijks aan de poort te betalen.
156 1392 januari 28
Int jaer ons Heren M, CCC. twee ende tnegentich, des sondaechs voer onsen vrouwen dach lichtmisse.
Voor de schepenen van Etten, Willem Jacopszoon en Wouter Janzoon, verklaart Jonas " Jan Jacobszoons zoon" verkocht te hebben aan Domaes Arnoutszoon een erfpacht van één sester op een huis waarin hij woont en op een bunder land gelegen “metter noert zide aen Gheraerts Jan Kerstinen soens erve endeaen Mergrieten erve vander Tyt, ende metter zuyt zide aan des voers. Jonaes erve", te Etten.
157 1392 juli 27
Int jaer ons Heeren M. CCC. twee ende tnegentich, zeven ende twintich daghe in Julio.
Voor de schepenen van Ginneken, Arnoud van Welle en Zambrecht die Jonghe, getuigt Peter van Gagheldonc, zoon met zijn broeder Jan gedeeld te hebben, zoodat deze uit de hoeve "ter Molenvloet" zal hebben 7 veertels rogge erfpacht, destijds van Claeus van Oekel, en 3/6 rogge, eertijds van Pieter van Gageldonc en zijne kinderen Zie akte van 5 Oct. 1364. (nr. 97).
158 1393 januari 15
Int jaer ons Heren M. CCC. drie ende tnegentich vyfthien daghe in Januario.
Voor de schepenen van Ginneken, Andries [Arnoud] van Welle en Lambrecht die Jonghe, verklaart Peter van Gagheldonc, zoon, verkocht te hebben aan de priorin en het convent der nonnen van Breda, 10 oude groote 's jaars, op een land " de nieuwe heyninghe" genaamd, gelegen "op den Honsdonc" Peters husinge ... ende Heyt Naghelmans goet", te Ginneken.
159 1394 januari 13
Int jaer ons Heeren M. CCC. vier ende tnegentich, dertien daghe in Januario.
Voor de schepenen van Breda, Jan Ludekenszoon en Zebrecht vande Ele, verklaart Jan van Gagheldonc Peterszoon, verkocht te hebben aan de priorin en de nonnen van Breda, 10 oude groote 's jaars, op 1/2 bunder beemd, in den Biesdonc gelegen, tusschen Gilis Van den Campe en de goederen "van der Spoerdonc" te Breda.
160 1395 juli 31.
Bij testament laat Elisabeth, weduwe van Theodoric Sterke, verscheidene legaten waarbij enkele ten gunste der nonnen van Breda. [zie ook nr. 179]
161 1397 januari 25
Ghegheven int iaer ons Heeren dusent driehondert tneghentich ende zevene op sente Pauwels dach conversio.
Voor de schepenen van Gastel, Gerard Vander Mare en Marcelys Spierinc, erkent Jacob die Wevere van de priorin van Breda gehuurd te hebben 10 bunder heide gelegen aan " ander monnicken goet van sente Bernaerts" voor 18 oude groote.
162 1397 januari 25
Int jaer ons Heeren dusent driehondert tnegentich ende zevene op sinte Pauwels dach conversie.
Voor de schepenen van Gastel, Gerard vender Mare en Marcelys Spierinc, getuigt Jan Clays Marenzoon tot erfcijns genomen te hebben van de priorinne van Breda tien bunder " willaerden" voor 18 oude groote.
163 1397 maart 12
Int jaer ons Heren M. CCC. zeven ende tneghentich twelf daghe in meerte.
Voor de schepenen van Ginneken, Arnd van Welle en Lambrecht die Jonghe, verklaart Sophie, Gheryts van Housenhout's vrouw, met haar momber, verkocht te hebben aan Arnd van Meer eene rente van 1 hollandschen gulden op een erf, gelegen tusschen Jan Lutarre en de kinderen Zebrecht Keyen "streckende totter straten toe", te Ginneken. [zie ook nr. 356]
164 1398 november 15
Int jaer ons Heeren, M. CCC. acht ende tnegentich, vyftien daghe in november.
Voor de schepenen van Breda, Jan die Ruysseneer en Peter Poelman, en de schepenen van Ginneken. Lambrecht die Jonghe en Rombout van Eyssel, getuigt Jan van Ghageldonc, zoon van Peter, verkocht te hebben aan Antoon Bloc vier rester en 2loop 's jaars, op pand volgens den brief van 5 October 1364 (nr. 97).
165 1399 maart 17
Ghegheven int jaer ons Heeren M° CCC°. tnegentich ende neghen op sente Gheertruden dach.
Voor de schepenen van den heer van Sint-Jan in Oosterhout, Jacob van Bavel en Jonas vanden Oever, verklaart Hendrik Niettenzoon, schuldig te zijn aan Wouter Janszoon van Zevenbergen 7 loop rogge op 8 1/2 loopzaad land gelegen te Vrachel " in die heyninghe tusschen Hermans Heynkens broeder voirs. en syn ander goet dat des heilich geests onderpant is zuyt ende noert". [zie ook nr. 302]
166 1399 april 16
Ghegheven int jaer ons Heeren dusent driehondert tnegentich ende negene opten sestyenden dach van aprille maent.
Voor de schepenen van Gastel, Gerard vonder Mare en Martelijs Spierinc, getuigt Jan Diericx, sone, van Overhof, als erfcijns genomen te hebben van de priorin van Breda de helft van 40 bunder heide, gelegen " matter noertsyde ander monnicken goet van Synte Bernaerts" voor 3 schellingen oude groote.
167 1399 december 16
Int jaer ons Heren dusent driehondert neghen ende tneghentich, des dinxendaighs voer sinte Thomaes dach apostel.
Voor de schepenen van Hertel (Terheijden), Claas Buys en Alaart Janszoon, erkent Peter Peterszoon genomen te hebben van Zebrecht Tierloet een goed met 12 voet dijk, gelegen "bider stoepe van Waghenbergh tusschen den dyck sloet op dean syde ende Jacob soens goet ende Aernd Jacops soens goet ende erfnisse, op dander syde strekkende metten noert eynde an Peters voirscr goet", voor eenen "ouden gouden gelders gulden vanden yersten yser die men rekent enen groten ergher dan een hollants gulden". [zie ook nr. 219]
168 1400 juli 28
Int jaer ons Heren M. CCCC. acht ende twintich daghe in Julio.
Voor de schepenen van Gilse, Godevaert van Newen en Jan Caernscot, bekent Peter van den Haenberghe verkocht te hebben aan Hendrik van Chaem 8 loop rogge, uit 3/4 bunder erf met huis," neven Jans Jonghen erve op deen side ende den Scokinxghen deze op dander side'', te Gilse.
169 1400 october 1
In 't jaer ons Heeren M, ende vierhondert, op sente Baven dach.
Voor de schepenen van Gilse, Jan van Carnscot en Jan van Ghilse, getuigt jonkvrouw Catharina, natuurdochter van wijlen den Heer van der Lecke en van Breda met haar momber, verkocht te hebben aan Wouter van Ghoerle, priester, 2 pond en 16 penningen groote op verscheidene goederen te Gilse. [zie ook nr. 231]
170 1400 december 3
Int jaer ons Heeren M. ende vierhonderd, drie daghe in december.
Voor de schepenen van Ginneken, Jan Godevaertszoon en Willem die Moelneer, getuigt Hendrik Dircx Jonghe sone met zijn broer Peter. 1 1/2 bunder land verdeeld te hebben, " ter vaert neven Henric Dircx erve van der Moelen op deen side ende Jan Godevaerts sones erve op dander side" en vercijnst aan 10 loop rogge 's jaars. [zie ook nrs. 177, 284, 480]
171 1401 mei 14
Int jaer ons Heeren M. vierhondert ende een veerthien daghe in Meye.
Voor de schepenen van Breda, Gherit Reysenaelden en Peter Poelman, erkent Willem Ghys Willem Ghyszoon verkocht te hebben aan Jan Wegekaert 1/3 van 9 veertelen rogge, op huizen en erven gelegen buiten het gasthuis van Breda, tusschen Matheus Alaerts en Jan Zoenen, 6 1/2 loopzaad groot. [zie ook nrs. 263, 345]
172 1401 juni 11
Int jair ons Heren M. vierhonderd ende een elf daghe in Junio.
Voor de schepenen van Breda, Peter die Bonthe en Dierik Die Roever, verklaart Michiel van Beringhen, Willemszoon van Beringhe, verkocht te hebben aan Margriet "Peter Bastaerts wittiohe dochter" 3 sester rogge erfpacht op een huis en hoeve met 9 bunder erf, gelegen te Teteringen, tusschen Michiels erf en 's heerenstraat.
173 1401 juni 22
Int jair ons Heren dusent vierhondert ende eene twee ende twentich daghe in junio.
Vor de schepenen van Gilse, Jan van Caerscot en Jan van Ghilse, bekent Wouter van Goerle, priester, met zijn momber, verkocht te hebben van Catharina synre natuerliker dochter die hi van joncfrou Jueten Bystroes hadde, der nonnen" 2 pond en 13 penningen groote, te Gilze, vlogens opgave van den pandbrief van 1 October 1400.
174 1401 juni 23
Int jair ons Heren dusent vierhondert ende eene, drie ende twentich daghe in Junio.
Voor de schepenen van Breda, Jan die Ruckeneer en Hendrik vanden Water, getuigt Jan de Bonte verkocht te hebben aan Jan van Caerscot 6 schellingen groote, eene erfenis van zijn neef Jan Bays den Teenmaker, op één bunder beemd gelegen in den Beysdonc " op die een side neven die steghe in die Byesdonc ende Pauwels Beckers erve op dander side ende Henrix erve van Hoedonc op deen eynde ende Claes Betten erve op dander eynde dat Zoetmans was".
175 1402 april 13
Int jaer ons Heeren M. vierhondert ende twee derthien daghe in aprille.
Voor de schepenen van Breda, Peter die Bontfie en Andries Bueth, erkent Jan die Smit Boydenszoon verkocht te hebben aan Peter Willem Smeetszoon, zijnen oom, één sester rogge, te Princenhage, volgens voorwaarden uit brieven van 14 Juli 1366 en 25 Januari 1371 (nr. 104 en 121). [zie ook nr. 316]
176 1402 april 20
Int jaer ons Heeren M. vierhonderd ende vier, twentich daghe in Aprille.
Voor de schepenen van Breda, Dierik die Roever en Gherijt Reysnaelden, erkent Dierik Teylmanen verkocht te hebben aan Hijldegonde Pauwels Bystroes dochter en vrouw van Jan Ruyckeneers, 2 schellingen oude groote te Breda, volgens inhoud van den pandbrief van 18 Januari 1359 (nr. 77). [zie ook nr. 184]
177 1402 mei 28
Int jaere ons Heeren M. vierhondert ende twee acht ende twintich daghe in Meye.
Voor de schepenen van Ginneken, Lambrecht die Jonghe en Jan Godevaertsz., verklaart Peter Dircx Jenghenz., verkocht te hebben 10 loop rogge aan Gheryt den Langhen volgens inhoud van den schepenbrief van 3 December 1400 (nr. 170).
178 1402 juni 22
Int jaer ons Heren dusent vierhondert ende twee, twee ende twintich daghe in Junio.
Voor de schepenen van Breda, Gerijt Reysnaelden en Peter Poelman, verklaart Jan Smijt verkocht te hebben aan Willem "Jan Tierloets sone die Bastaert" twee schelling groote op huis en erf gelegen in de gasthuisstraat tusschen Willems erf en Zebrecht van der Vaert te Breda. [zie ook nr. 354]
179 1402 september 2
Datum in nativitate Domini millesimo quadringentesimo secundo mensis septembris die secunda.
De deken en het kapittel van Breda vidimeeren het testament van We. Elisabeth de Starcken, van 31 Juli 1395 (nr. 160).
180 1402 november 8
Int jaer ons Heren duysent vyerhondert ende twee acht daghe in november.
Voor de schepenen van Breda, Dierik die Roever en Andries Both, erkent Hendrik die Smijt van Korvele verpacht te hebben aan de priorin en het convent der nonnen van Breda 2 loopzaad land, gelegen aan het klooster neven " het straetken dat uutcoemt neven dat gasthuys" voor 1 sester rogge.
181 1403 maart 14
Int jaer ons Heeren M. vierhondert ende drie veerthien daghe in meerte.
Voor de schepenen van Breda, Peter Poelman en Andries Buth, erkent Willem Jan Claeszoonszoon verkocht te hebben aan Gheryt Reysenaelden een land gelegen achter de nonnen te Breda tusschen het goed "neven Zeebrecht Tierloets erve op d'een side ende der nonnen erve voirs. op dander side", waarop 5 veertelen rogge staan ten gunste van het gasthuis van Breda. [zie ook nrs. 186, 252, 361, 464]
182 1403 october 10
Int jaer ons Heren dusent vierhondert ende drie, thien daghe in Octobri.
Voor de schepenen van Breda, Peter die Bonthe en Peter Poelman, getuigt Avezoete van den Wyngaerde, met haren man en voogd, Steven van Heestaden, verkocht te hebben aan de priorin en de nonnen van Breda voor de kosterse en de kerk eenen " guilhelmus" hollandsche gulden, op de rechte helft van eene schuur en erf in de Caterstraat " neven Jan Kammer erve op deen syde ende Andries Buths erve op dander side".
183 1404 februari 22
Ghegheven int jaer ons Heeren dusent vierhondert ende viere xxij daghe in februario.
Voor de schepenen van Oosterhout, Hendrik van Loen en Zebrecht Zebrechtszoon, verklaart Cleys Jans Boudenszoon verkocht te hebben aan Maes Coeninc een sester rogge erfpacht, te heffen op Ghiben Roelenszoon, en verpand op 11 loopzaad land en 1/2 bunder beemd, volgens schepenbrief van 21 September 1388 (nr. 148). [zie ook nr. 395]
184 1404 maart 2
Int jaer ons Heeren M. vierhonderd ende vier twee daghen in merte.
Voor de schepenen van Breda, Gherijt Reysnaelden en Hendrik an den Water getuigt Hildegondt, vrouw van Jan Ruyckeneer, den oude, met haren voogd, en Jan Ruyckeneer, haren zoon, verkocht te hebben aan Ansem van den Hoec, als kerkmeester te Breda, 2 schellingen oude erfcijns verpand volgens schepenbrief van 18 Januari 1359, en 20 April 1402 (nr. 77 en 176).
185 1404 october 14
Int jaer ons Heeren M. vierhondert ende vier veer thien daghe in Octobris.
Voor de schepenen van Gilze, Jan van den Haenberghen en Jan van Ghilze, erkent Hendrik Zebrechtszoon tot erfpand genomen te hebben van Simon Willems Ouwerszoon een bunder goed gelegen " ten Ryden neven tsheeren strate op deen side, ende Peter Goesen erve op dander side", en 1/2 bunder goed, gelegen " aen die Scoeten, met Peter Goesen erve ghemein" voor 1 halster rogge, met als onderpand het huis dat er op staat. [zie ook nrs. 187, 310, 311, 343, 345]
186 1405 juni 5
Int jaer ons Heeren M. vierhondert ende viven, viven daghe in Junio.
Voor de schepenen van Breda, Andries Buth en Jan Boyken, erkent Gherijt Reysenaelden verkocht te hebben aan Mercelys Aertszoon, een land volgens opgave van plaats en voorwaarden uit de schepenakte van 14 Maart 1403 (nr. 181).
187 1405 juni 8
Int jaer ons Heeren M. vierhondert ende viven, acht daghe in Junio.
Voor de schepenen van Gilze, Jan van den Haenberghen en Jan van Kaertscot, belijdt Simon Willem Ouwerszoon verkocht te hebben aan Lysbet, zijne zuster, 1 halster rogge, volgens de voorwaarden van den schepenbrief van 14 October 1404 (nr. 185). [zie ook nr. 345]
188 1406 april 12
… anno a nativitate Domini millesimo quadringentesimo sexto, duodecima die mensis aprilis.
De deken en het kapittel van O. L. V. te Breda vidimeeren de akten van 2 Februari 1280 (nr. 7) en van 2 November 1290 (nr. 22).
189 1406 mei 23
Int jaer ons Heeren M. vierhondert ende zesse, drie ende twintich daghe in meye.
Voor de schepenen van Breda, Peter die Bonte en Jan Boyken, verklaart Peter Denyszoon en zoon van Kathelyn Ysac, verkocht te hebben aan jonkvrouw Oeden, vrouw van Jan van Ghiesen, 58 grooten 's jaars erfcijns volgens bepalingen van den schepenbrief van 15 Januari 1391 (nr. 152).
190 1406 augustus 4
Datum et actum in loco preexpresso sub anno a nativitate Domini millesimo quadringentesimo sexto, indictione quartadecima, mensis Augusti die quarta.
De zusters van Breda denken te zwaar belast te zijn bij de vordering van 65 goudgulden bij gelegenheid van de aanstelling van Jan van Beieren tot prinsbisschop, en stellen zaakgelastigden aan tot het bekomen van een vermindering en van een verlenging van het betalingstermijn.
191 1407 januari 6
Int jaer ons Heeren M. vierhondert ende zeeven zesse daghe in Januario.
Peter van der Beversluys en Dirk Crauwel, mannen van Pieter van Hambroec, zoon van Jan Maeszoon getuigen dat Peter van Hambroec verkocht heeft aan Roeloff van Ryswyc 17 oude groote en 10 oude mijten op 2 bunder beemd gelegen in de Vucht, "neven Heinricx erve van den Hoeve op deen side ende Harman Andriessoens erve op dander side".
192 1407 januari 18
Int jaer ons Heren M. vierhondert ende soeven, achthien daghe in Januario.
Voor de schepenen van Breda, Peter Poelman en Mercelys Aertszoon, getuigt Michiel van Beeringhen overgegeven te hebben aan zijne dochter Margriet 4 schellingen, verpand in de Vucht op een bunder beemd, gelegen tusschen het erf van Hendrik Brouwers en dat van Jan vanden Velde. [zie ook nr. 379]
193 1407 februari 28
Int jaer ons Heeren M. vierhonderd ende zoeven acht ende twintich daghe in februario.
Voor de schepenen van Breda, Andries Both en Mercelys Aertszoon, bekent Jan van Baerle gekocht te hebben van " Jan Jan Ludekens soens natuerlike sone", 1 bunder beemd gelegen in Spoerdonc, tusschen het erf van heer Jan van den Camp en dat van Pauwel van Hoesenhout, tegen 9 schellingen en 6 penningen. [zie ook nrs. 270, 327, 383]
194 1407 mei 3
Quod anno a nativitate Domini millesimo quadringentesimo septimo, indictione decimaquinta, mensis maii die tertia.
Voor notaris Johannes Decani de Rivo van Breda, clericus, verklaart Walter van Goerle, kanunnik van St. Pieter te Hilvarenbeek, met zijn broer Jan de Herzelle en hun oom Walter de Goerle alstand te doen aan hun tante en zuster zuster Luitgarde van Goerle, in St. Catharinadal, van hun recht op de tienden van Goerle, een cijns van 6 oude groote uitgezonderd, voor het kapittel van Hilvarenbeek en 1/2 mudde rogge voor het jaargetijde van Zuster Luitgardis.
195 1407 mei 8
Int jaer ons Heeren doemen screef dusent vierhondert ende seven, opten aechten dach van Meye.
Voor de schepenen van Roosendaal "in 't Iantgherechte", Michiel Heinrics Stephenssoenszoon en Haghen Govaertszoon bekent Lysbet Laureys Leuwe, met haren voogd Peter Leuwen, schuldig te zijn aan Hendrik Knaep Janszoon 4 gouden Geldersche gulden, verpand op 4 gemet land, liggend "op zuut eynde aen enen baen sloet die van boven neder coemt loepen ende aen die west syde is gheleghen Peter Leeuwen met sinen arve ende aen noert eynde is gheleghen Dieryc Boeyst met sinen arve ende op die oest syde is gheleghen Lammen met sinen erve". Dit werd veronderpand op 1 bunder land "gheleghen metten zuut ende bider ouder voert ende aen die west syde is gheleghen Ghysel Doesnyt met sinen arve ende aen noert ende is gheleghen Pauwels Scute met sinen arve ende aen die oest syde is gheleghen Jan Scute met sinen arve". [zie ook nr. 479]
196 1407 mei 15
Int jaer ons Heren M. CCCC. ende seven, vyftien daghe in Meye.
Voor de schepenen van Breda, Peter die Bonte en Hendrik vonden Water, bekent Jan Keyt verkocht te hebben aan Geertrui, de vrouw van Jan Leeuwen, 4 schellingen en 3 penningen groote op een huis met erf en toebehoorten gelegen buiten de gasthuispoort tusschen Jan van Sycken en Jan Baecx.
197 1407 augustus 10
Int jaer ons Heeren doemen screef dusent vierhondert ende seven, op sente Lauwereyns dach.
Voor de schepenen "in den lande van Hoogstraten buyten vriheyden", Severijn Goertszoon en Wouter de Locker, bekent Jan Diederixzoon dat Jan Lambrachtszoon uten Loe met hem "vererft heeft", met zijne vrouw Lysbet Jan Stoeps dochter een akker "met eenen bolke achter daer aen" ongemeen 7 loopzaad groot, gelegen "aen merthoven acker, voert oest aen Claes Steelkens erfgenamen, suyd weest opte beke, en weest lans neven Nouts Laets rut" onder Hoogstraten, voor een ouden Engelschen.
198 1407 december 11.
Jan Roef laat bij testament aan de priorin en de nonnen van Breda 6 groote schellingen, op verscheidene goederen in den brief opgegeven.
199 1408 februari 10
Int jaer ons Heeren M. vierhondert ende acht thien daghe in februario.
Voor de schepenen van Breda, Peter die Bonthe en Mercelijs Aertszoon, erkent Geertrui, dochter van Huibrecht van Ypelaer, met haren man en voogd Hendrik den Smit van Corvele. verkocht te hebben aan Jan van Caertscot, ten behoeve van St. Catharinadal. 5 loop rogge, op een goed waarvoor het klooster dien erfpacht voortijds aan Geertrui betaalde.
Records 201 t/m 300
Records 301 t/m 400
Records 401 t/m 500
Records 501 t/m 600
Records 601 t/m 601
1.650 beschreven archiefstukken
1.049 gedigitaliseerd
totaal 52.881 bestanden

Kenmerken

Datering:
1271-1900
Vindplaats origineel:
Depot priorij Sint-Catharinadal, Oosterhout
Categorie:
1.650 beschreven archiefstukken
1.049 gedigitaliseerd
totaal 52.881 bestanden