Int jaer ons Heeren M. vierhondert ende sesthien, acht daghe in Junio.
Voor Gerijt Reysenaelden, Mercelis Aertzoon, Jacob vanden Wyngaerde en Jan van Gagheldonc, Huyghemanszoon, schepenen van Breda, word!t bevestigd dat Willman vander Beken, en Melijs van Druenen, als kerkmeesters van Breda, en uit noodzakelijkheid van verbouwing der kerk van Breda, verkocht hebben aan Hendrik Janszoon vanden Hove den Cuper, 3 schellingen en 4 penningen groote erfcijns, veronderpand naar inhoud van den schepenbrief van 6 November 1359 (nr. 83).
Int jaer ons Heeren M. vierhondert ende sesthien, acht daghe in Junio.
Voor Gerijt Reysenaelden, Mercelis Aertzoon, Jacob vanden Wyngaerde en Jan van Gagheldonc, Huyghemanszoon, schepenen van Breda, word!t bevestigd dat Willman vander Beken, en Melijs van Druenen, als kerkmeesters van Breda, en uit noodzakelijkheid van verbouwing der kerk van Breda, verkocht hebben aan Hendrik Janszoon vanden Hove den Cuper, 3 schellingen en 4 penningen groote erfcijns, veronderpand naar inhoud van den schepenbrief van 6 November 1359 (nr. 83).
Op rugzijde : Henrich Cuper.
Afschrift : Cart. A, fol. 14 vso ; cart. B, fol. 45 vso ; cart. C, fol. 11 vso.