Int jair ons Heren dissent vierhondert twee ende dertich, vyfthien dage in Merte.
Voor de schepenen van Gilze, Huibrecht Jan Bettenzoon en Wierich die Ree, erkent Hendrik Vos gepacht te heb-van Janne vender Haenberghe 2 1/2 bunder goed, gelegen in het Vliegende Venne, tusschen Jan Vlemincx zuid en Dierix van Bevel noord, voor 3 veertel rogge erfpacht, te vrijen met den heerencijns en veronderpand met 6 loop rogge erfpacht op een erf in de grooten akker, 4 1/2 loopzaad groot, palend oost aan Jan Vlemincx en west aan Hendrik Vos, en op een erf van 2 loopzaad gelegen "in den aftersten ocher" palend zuid aan Wouter Betten, noord aan Hendrik V os, en deze bijpanden te vrijen met 12 loop rogge erfpacht. [zie ook nrs. 323, 345]
Int jair ons Heren dissent vierhondert twee ende dertich, vyfthien dage in Merte.
Voor de schepenen van Gilze, Huibrecht Jan Bettenzoon en Wierich die Ree, erkent Hendrik Vos gepacht te heb-van Janne vender Haenberghe 2 1/2 bunder goed, gelegen in het Vliegende Venne, tusschen Jan Vlemincx zuid en Dierix van Bevel noord, voor 3 veertel rogge erfpacht, te vrijen met den heerencijns en veronderpand met 6 loop rogge erfpacht op een erf in de grooten akker, 4 1/2 loopzaad groot, palend oost aan Jan Vlemincx en west aan Hendrik Vos, en op een erf van 2 loopzaad gelegen "in den aftersten ocher" palend zuid aan Wouter Betten, noord aan Hendrik V os, en deze bijpanden te vrijen met 12 loop rogge erfpacht. [zie ook nrs. 323, 345]
Op rugzijde : Aert die Leeuw. P. Willem Oesterzele. — Jan van den Haenberghe sol. (XVe e.). — iij viertelen rogs. Nun. 4. — Dit syn brieven van coren pachten onder Gilse (XVIIe e.). — I (XVIIIe e.).
Afschrift : Cart. C, fol. 102.