Int jaer ons Heeren doemen screef M. CCCC. ende vierendertich, vj daghe in Januario.
Voor de schepenen van Roosendaal, Bouden van Kelsdonc en Jacob vander Donc, erkent Cleis Vos schuldig te zijn aan Enghel Viremanszoon, of den toonder dezer, drie Arnoldusgulden erfcijns, veronderpand op zijn stede met 3 bunder land, palend cost aan de heerenwildert, zuid aan Willem Heinen, noord aan Corstijn Domaesdochter, noord aan Mathys Beverberm. [zie ook nrs. 355, 537]
Int jaer ons Heeren doemen screef M. CCCC. ende vierendertich, vj daghe in Januario.
Voor de schepenen van Roosendaal, Bouden van Kelsdonc en Jacob vander Donc, erkent Cleis Vos schuldig te zijn aan Enghel Viremanszoon, of den toonder dezer, drie Arnoldusgulden erfcijns, veronderpand op zijn stede met 3 bunder land, palend cost aan de heerenwildert, zuid aan Willem Heinen, noord aan Corstijn Domaesdochter, noord aan Mathys Beverberm. [zie ook nrs. 355, 537]
Op rugzijde Drie Arnoldus g. xxx st. — 1434, 6 januarij (XVIIe e.). — Q (XVIIIe e.).
Afschrift : Cart. B, fol. 18 ; cart. C, fol. 227.