Int jaer ons Heeren dusent vierhondert seven ende viertich op sinte Jacobs dach in Julio.
Voor de schepenen van Etten, Jan Jonaeszoen vander Elst en Antonius Henricxzoen, wordt getuigd dat Geertrui Leenaert Mathyszoens dochter, en haar neef en voogd Joes Henrick Mathyszoen, met Mathys Lenaertszoen haar broer gedeeld hebben hun erfenis, van haar broeder Adriaan zaliger : 3 gouden nobelen te heffen op den cijns van den Houte te Etten. [zie ook nr. 372]
Int jaer ons Heeren dusent vierhondert seven ende viertich op sinte Jacobs dach in Julio.
Voor de schepenen van Etten, Jan Jonaeszoen vander Elst en Antonius Henricxzoen, wordt getuigd dat Geertrui Leenaert Mathyszoens dochter, en haar neef en voogd Joes Henrick Mathyszoen, met Mathys Lenaertszoen haar broer gedeeld hebben hun erfenis, van haar broeder Adriaan zaliger : 3 gouden nobelen te heffen op den cijns van den Houte te Etten. [zie ook nr. 372]
Op rugzijde : Geen aanteekeningen.
Afschrift : Cart. A. fol. 53 ; cart. B, fol. 109 vso.