Int jaer ons Heeren duysent vierhondert neghen ende veertich neghen ende twintich dage in Septembri.
Voor Jan van Tsolle en Aart van Tolloysen, schepenen te Breda en laten van den heer van Breda, erkent Margriet dochter van Jan vanden Langenberghe, met haar man en voogd Jan van Apsel, schuldig te zijn aan haar zuster Aecht, vrouw van Wouter Schoendoncx 1 sister rogge erfpacht, uit een erf van 2 bunder gelegen te Teteringen, tusschen Godevaert Alaertszoon en de erfgenamen Gielis Leyen, en uit een huis met bijbehoorten ook te Teteringen gelegen, tusschen Godevaerts voorz. en de genoemde erfgenamen Gielis. [zie ook nr. 386]
Int jaer ons Heeren duysent vierhondert neghen ende veertich neghen ende twintich dage in Septembri.
Voor Jan van Tsolle en Aart van Tolloysen, schepenen te Breda en laten van den heer van Breda, erkent Margriet dochter van Jan vanden Langenberghe, met haar man en voogd Jan van Apsel, schuldig te zijn aan haar zuster Aecht, vrouw van Wouter Schoendoncx 1 sister rogge erfpacht, uit een erf van 2 bunder gelegen te Teteringen, tusschen Godevaert Alaertszoon en de erfgenamen Gielis Leyen, en uit een huis met bijbehoorten ook te Teteringen gelegen, tusschen Godevaerts voorz. en de genoemde erfgenamen Gielis. [zie ook nr. 386]
Op rugzijde : Wouter Schoendoncx wijf (XVe e.). — Teteringe j sister (XVIIe e.).
Afschrift : Cart. A, fol. 71 ; cart. C, fol. 69.