Int jaer ons Heren duysent vyerhondert twee ende vyftich, elf dage in Julio.
Voor Gerit Godevertszoon en Michiel Peter Damaeszoon, schepenen te Ter Heyden, getuigt Hellwig Huge Aert Donnesoensdochter, met Hendrik Zasse haar man en voogd, verkocht te hebben aan Jan Clercuszoon bontwerker, acht gouden Arnoldus geldersche gulden erfcijns, haar in erfenis toegekomen na afsterven van Zegeraert, dochter van wijlen Albrecht Adriaen Willemszoon, paar inhoud van den schepenbrief van 10 Juni 1438 (nr. 342).
Int jaer ons Heren duysent vyerhondert twee ende vyftich, elf dage in Julio.
Voor Gerit Godevertszoon en Michiel Peter Damaeszoon, schepenen te Ter Heyden, getuigt Hellwig Huge Aert Donnesoensdochter, met Hendrik Zasse haar man en voogd, verkocht te hebben aan Jan Clercuszoon bontwerker, acht gouden Arnoldus geldersche gulden erfcijns, haar in erfenis toegekomen na afsterven van Zegeraert, dochter van wijlen Albrecht Adriaen Willemszoon, paar inhoud van den schepenbrief van 10 Juni 1438 (nr. 342).
Op rugzijde : Jan Clercus. — per Goessen (XVe e.).
Niet in cartularium.