Johannes, hertog van Brabant, oorkondt aan allen, vooral aan zijn schout in 's-Hertogenbosch en diens onderschouten, dat hij op verzoek van Simon, investiet van Eikerberghe (Bergeijk), vrouwe Aleidis en de hele dorpsgemeenschap enkele novale tienden van Borkel toegewezen heeft aan de goederen van het onlangs gestichte Maria-altaar in de kerk van Eikerberghe, en verzoekt hun hiernaar te handelen, met uitzondering van de novale tienden in Wedebosch, die toebehoren aan het klooster van Tongerlo en het huis van Postel.
Johannes, hertog van Brabant, oorkondt aan allen, vooral aan zijn schout in 's-Hertogenbosch en diens onderschouten, dat hij op verzoek van Simon, investiet van Eikerberghe (Bergeijk), vrouwe Aleidis en de hele dorpsgemeenschap enkele novale tienden van Borkel toegewezen heeft aan de goederen van het onlangs gestichte Maria-altaar in de kerk van Eikerberghe, en verzoekt hun hiernaar te handelen, met uitzondering van de novale tienden in Wedebosch, die toebehoren aan het klooster van Tongerlo en het huis van Postel.