Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Lysbeth Perlyckmans, weduwe van Jorijs Geerts, wonend te Dessel, met haar momber Quiryn Perlyckmans, bekent dat zij een erfpacht van een mud rogge schuldig is aan het godshuis van Postel, zoals bepaald in de getransfigeerde oorkonde, op drie en een halve zille land in Dessel, palend oost aan het erf van Pauwels Eyskens, west aan dat van Wouter Geerts, dat mede onderpand is, zuid het erf van de kinderen van Jan Maechmans, en noord aan de gemene straat.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Lysbeth Perlyckmans, weduwe van Jorijs Geerts, wonend te Dessel, met haar momber Quiryn Perlyckmans, bekent dat zij een erfpacht van een mud rogge schuldig is aan het godshuis van Postel, zoals bepaald in de getransfigeerde oorkonde, op drie en een halve zille land in Dessel, palend oost aan het erf van Pauwels Eyskens, west aan dat van Wouter Geerts, dat mede onderpand is, zuid het erf van de kinderen van Jan Maechmans, en noord aan de gemene straat.