Henricus Beys, priester van het bisdom Luik, keizerlijk openbaar notaris en beëdigd notaris van het bisschoppelijk hof van Luik, oorkondt dat Johannes, zoon van wijlen Wilhelmus dictus Gheens alias van Venberghen, leek, wonend te Balen, voor zijn zieleheil, dat van zijn ouders en weldoeners, van zijn overleden echtgenote Margareta en van zijn huidige echtgenote, Elysabeth, dochter van wijlen Henricus Scoermans uit Langdorp en met haar instemming, schenkt aan heer Thomas de Eyck, kanunnik van Floreffe, meester en rector van het godshuis van Postel, ten behoeve van het godshuis, een beemd geheten de Sluysbeempdt, vijf zillen of een en een kwart bunder groot, gelegen te Mol, palend west aan het erf van het godshuis van Postel, oost aan die van de kinderen van wijlen Heylwigis Giels, Johannes Giels en Goeswinus Ghijben, strekkende zuid tot aan de beemd van Johannes dictus Willekens, met een beek ertussen, noord tot aan het erf van de abt van Corbie, en waarvan hij een bunder gekocht had van wijlen Johannes dictus de Ghestel, en een kwart bunder van wijlen Walterus, zoon van wijlen Walterus Cecum, inwoners van Balen, en verder een erfpacht van een mud rogge per jaar, Eerselse maat, op de erfgoederen van Johannes dictus vander Stappen, wonend in Bergeijk.
Henricus Beys, priester van het bisdom Luik, keizerlijk openbaar notaris en beëdigd notaris van het bisschoppelijk hof van Luik, oorkondt dat Johannes, zoon van wijlen Wilhelmus dictus Gheens alias van Venberghen, leek, wonend te Balen, voor zijn zieleheil, dat van zijn ouders en weldoeners, van zijn overleden echtgenote Margareta en van zijn huidige echtgenote, Elysabeth, dochter van wijlen Henricus Scoermans uit Langdorp en met haar instemming, schenkt aan heer Thomas de Eyck, kanunnik van Floreffe, meester en rector van het godshuis van Postel, ten behoeve van het godshuis, een beemd geheten de Sluysbeempdt, vijf zillen of een en een kwart bunder groot, gelegen te Mol, palend west aan het erf van het godshuis van Postel, oost aan die van de kinderen van wijlen Heylwigis Giels, Johannes Giels en Goeswinus Ghijben, strekkende zuid tot aan de beemd van Johannes dictus Willekens, met een beek ertussen, noord tot aan het erf van de abt van Corbie, en waarvan hij een bunder gekocht had van wijlen Johannes dictus de Ghestel, en een kwart bunder van wijlen Walterus, zoon van wijlen Walterus Cecum, inwoners van Balen, en verder een erfpacht van een mud rogge per jaar, Eerselse maat, op de erfgoederen van Johannes dictus vander Stappen, wonend in Bergeijk.