Wilhem Lippen van Zeelst, commissaris van de abt van Echternach, oorkondt dat Daniel Noeyen voor het leenhof van de abt van Echternach verzocht heeft de helft van de korentiend en smalle tiend van de Heytraeck en twee delen van de helft van de smalle tiend van Deurne, leenroerig aan de abt, volgens diens geïnsereerde opdracht van 1465-12-27, over te dragen aan zijn zwager Aert Colen, hetgeen gebeurt, waarna Aert het in leen ontvangt en belooft Daniel te vrijwaren van de cijns die jaarlijks hieruit betaald moet worden aan de abt.
Wilhem Lippen van Zeelst, commissaris van de abt van Echternach, oorkondt dat Daniel Noeyen voor het leenhof van de abt van Echternach verzocht heeft de helft van de korentiend en smalle tiend van de Heytraeck en twee delen van de helft van de smalle tiend van Deurne, leenroerig aan de abt, volgens diens geïnsereerde opdracht van 1465-12-27, over te dragen aan zijn zwager Aert Colen, hetgeen gebeurt, waarna Aert het in leen ontvangt en belooft Daniel te vrijwaren van de cijns die jaarlijks hieruit betaald moet worden aan de abt.