Keizer Karel V, hertog van Brabant, draagt zijn eerste deurwaarder op meester Dierick van Baren en de kinderen van Henrick van Zeyst voor de Raad van Brabant te dagen op verzoek van de kartuizers van Vught, die aanspraak maken op de goederen die ze geërfd hebben via broeder Henrick Bouwenssoen, geprofeste van hun klooster en enige zoon van Barbeel van Zeyst, die onlangs in Antwerpen overleden is.
Keizer Karel V, hertog van Brabant, draagt zijn eerste deurwaarder op meester Dierick van Baren en de kinderen van Henrick van Zeyst voor de Raad van Brabant te dagen op verzoek van de kartuizers van Vught, die aanspraak maken op de goederen die ze geërfd hebben via broeder Henrick Bouwenssoen, geprofeste van hun klooster en enige zoon van Barbeel van Zeyst, die onlangs in Antwerpen overleden is.