Merselius die Lu en Godefridus de Erpe, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren, dat Willelmus, zoon van wijlen Hubertus Henric Deliensoon, heeft opgedragen aan Mr. Arnoldus de Weilhusen ten behoeve van de H. Geest Tafel te Esch, een pacht van een half mud rogge, gaande uit:
a. 4 lopense land, gelegen in de parochie Bucstel onder de dingbank van Lyemde, tussen Johannes Colensoen en Johannes Arntssoen de Meyelsvoirt;
b. 1 lopense land, gelegen in de parochie Vucht in Noertbroeck, tussen Ermannus, zoon van Willelmus van den Nuwenhuys, en Paulus, zoon van wijlen Willelmus van den Nuwenhuys;
c. een akker land, gelegen in de parochie Esch, tussen Paulus van den Nuwenhuys ter ene zijde en Ermannus en Aleyda van den Nuwenhuys ter andere zijde, welke pacht de verkoper is aangekomen van Nycholaus Coel, zoon van wijlen Henricus de Biechelair.
Merselius die Lu en Godefridus de Erpe, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren, dat Willelmus, zoon van wijlen Hubertus Henric Deliensoon, heeft opgedragen aan Mr. Arnoldus de Weilhusen ten behoeve van de H. Geest Tafel te Esch, een pacht van een half mud rogge, gaande uit:
a. 4 lopense land, gelegen in de parochie Bucstel onder de dingbank van Lyemde, tussen Johannes Colensoen en Johannes Arntssoen de Meyelsvoirt;
b. 1 lopense land, gelegen in de parochie Vucht in Noertbroeck, tussen Ermannus, zoon van Willelmus van den Nuwenhuys, en Paulus, zoon van wijlen Willelmus van den Nuwenhuys;
c. een akker land, gelegen in de parochie Esch, tussen Paulus van den Nuwenhuys ter ene zijde en Ermannus en Aleyda van den Nuwenhuys ter andere zijde, welke pacht de verkoper is aangekomen van Nycholaus Coel, zoon van wijlen Henricus de Biechelair.