Godefridus de Erpe en Johannes Willelmi de Ouden, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren, dat Lambertus, zoon van Chrispianus de Doernen, heeft opgedragen aan Johannes, zoon van Theodericus Roetart, de cijns van 3 mudden rogge, welke Ghiselbertus, zoon van Ghiselbertus Scermerssoen, heeft opgedragen aan Johannes van den Bekerdijc, gaande uit zekere onderpanden in de parochie Diessen; voorts 18 lopense rogge uit een stuk erve gelegen te Diessen aan de Baescotterstraat, welke Johannes van de Bekersdijc mede van Ghiselbertus Scermer verkregen heeft; 1 mud rogge, die Johannes voorn. verkregen heeft van Gerardus van Gorp; 14 lopense rogge, die Johannes voorn. verkregen heeft van Ghiselbertus, zoon van Ghiselbertus Nennensoen; 12 lopense rogge, die Johannes voorn. verkregen heeft van Johannes, zoon van Theodericus Tielmanssoen.
Godefridus de Erpe en Johannes Willelmi de Ouden, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren, dat Lambertus, zoon van Chrispianus de Doernen, heeft opgedragen aan Johannes, zoon van Theodericus Roetart, de cijns van 3 mudden rogge, welke Ghiselbertus, zoon van Ghiselbertus Scermerssoen, heeft opgedragen aan Johannes van den Bekerdijc, gaande uit zekere onderpanden in de parochie Diessen; voorts 18 lopense rogge uit een stuk erve gelegen te Diessen aan de Baescotterstraat, welke Johannes van de Bekersdijc mede van Ghiselbertus Scermer verkregen heeft; 1 mud rogge, die Johannes voorn. verkregen heeft van Gerardus van Gorp; 14 lopense rogge, die Johannes voorn. verkregen heeft van Ghiselbertus, zoon van Ghiselbertus Nennensoen; 12 lopense rogge, die Johannes voorn. verkregen heeft van Johannes, zoon van Theodericus Tielmanssoen.