Johannes Bathensoen en Henricus de Arennest, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren, dat Johannes, zoon van Theodericus Roetart de Vrillichoven, heeft opgedragen aan Lambertus, zoon van Chrispianus de Doernen, de erfpacht van 1 mud rogge, welke hij verkregen heeft van Elyzabeth, dochter van wijlen Arnoldus Wouterssoen de Wemel, gaande uit een huis, erf en hof met een weiland, gelegen in Vrilichoven onder de dingbank van Liempde, tussen Peter Crabben en Petrus Coppensoen.
Johannes Bathensoen en Henricus de Arennest, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren, dat Johannes, zoon van Theodericus Roetart de Vrillichoven, heeft opgedragen aan Lambertus, zoon van Chrispianus de Doernen, de erfpacht van 1 mud rogge, welke hij verkregen heeft van Elyzabeth, dochter van wijlen Arnoldus Wouterssoen de Wemel, gaande uit een huis, erf en hof met een weiland, gelegen in Vrilichoven onder de dingbank van Liempde, tussen Peter Crabben en Petrus Coppensoen.