Jan Hanricx en Jacop Geerlicx, schepenen van Sint Odenroede, verklaren dat Mathys,
natuurlijke zoon van Willem Driessen, heeft opgedragen aan Jan van Emlpt ten behoeve van het gasthuis van Esch, een cijns van 4 pond, gaande uit een huis en erve van 4 lopense land, gelegen in de parochie van Roy te Houthem, tussen de kinderen van Wouter Goyartsz en Dyem van Royenberch, strekkende van het convent van Bynderen tot de gemene straat, welke cijns de vader van Mathys verkregen heeft van Corstiaen, zoon van wijlen Marten Corstiaens
Jan Hanricx en Jacop Geerlicx, schepenen van Sint Odenroede, verklaren dat Mathys,
natuurlijke zoon van Willem Driessen, heeft opgedragen aan Jan van Emlpt ten behoeve van het gasthuis van Esch, een cijns van 4 pond, gaande uit een huis en erve van 4 lopense land, gelegen in de parochie van Roy te Houthem, tussen de kinderen van Wouter Goyartsz en Dyem van Royenberch, strekkende van het convent van Bynderen tot de gemene straat, welke cijns de vader van Mathys verkregen heeft van Corstiaen, zoon van wijlen Marten Corstiaens