Godefridus de Erpe en Rutgherus de Geldrop, schepenen van s'-Hertogenbosch, verklaren, dat Lambertus, zoon van wijlen Jacobus Lambrechtssoen van Vrilichoven verkocht heeft aan Theodericus, zoon van wijlen Johannes Henrixsoen, een erfpacht van 4 lopen rogge, gaande uit een weide, gelegen onder de dingbank van Liempde in Wychmansbroec, tussen Willelmus de Meydensvoert ter ene zijde en de erfgenamen van wijlen Willelmus van de Velde en de erfgenamen van wijlen Egidius Heymerixsoen ter andere zijde, strekkende van de heer van Boxtel tot aan de steeg, alsmede uit een kamp heide, gelegen aldaar tussen Henricus van der Perre en Willelmus de Meydensvoirt ter ene zijde en de gemene straat ter andere zijde.
Godefridus de Erpe en Rutgherus de Geldrop, schepenen van s'-Hertogenbosch, verklaren, dat Lambertus, zoon van wijlen Jacobus Lambrechtssoen van Vrilichoven verkocht heeft aan Theodericus, zoon van wijlen Johannes Henrixsoen, een erfpacht van 4 lopen rogge, gaande uit een weide, gelegen onder de dingbank van Liempde in Wychmansbroec, tussen Willelmus de Meydensvoert ter ene zijde en de erfgenamen van wijlen Willelmus van de Velde en de erfgenamen van wijlen Egidius Heymerixsoen ter andere zijde, strekkende van de heer van Boxtel tot aan de steeg, alsmede uit een kamp heide, gelegen aldaar tussen Henricus van der Perre en Willelmus de Meydensvoirt ter ene zijde en de gemene straat ter andere zijde.