1574 vóór 14 november.
Brief van Anna van Meer, vrouwe van Oploo in het Land van Cuyck, aan de kanselier (van het Hof van Brabant te Brussel), waarin vermeld wordt:
a) haar bij het Hof hangende proces in materie van maintenue tegen de schepenen en ingezetenen van Loon en Beeck, die haar gestoord hebben in het haar toekomende recht om - ten behoeve van particulieren - gedeelten van de gemene gronden van Oploo te doen uitgeven, verkopen of "versetten";
b) de op 21 of 22 oktober door de schepenen en ingezetenen van Loon en Beeck - in het bijzonder door die van Loon - op geweldadige wijze - en wel voor de derde maal - vernielde en geslechte wallen en grachten om de uitgegeven stukken gemene grond.
Oorspronkelijk (inventarisnummer 28).
Afschrift (inventarisnummer 37)
1574 vóór 14 november.
Brief van Anna van Meer, vrouwe van Oploo in het Land van Cuyck, aan de kanselier (van het Hof van Brabant te Brussel), waarin vermeld wordt:
a) haar bij het Hof hangende proces in materie van maintenue tegen de schepenen en ingezetenen van Loon en Beeck, die haar gestoord hebben in het haar toekomende recht om - ten behoeve van particulieren - gedeelten van de gemene gronden van Oploo te doen uitgeven, verkopen of "versetten";
b) de op 21 of 22 oktober door de schepenen en ingezetenen van Loon en Beeck - in het bijzonder door die van Loon - op geweldadige wijze - en wel voor de derde maal - vernielde en geslechte wallen en grachten om de uitgegeven stukken gemene grond.
Oorspronkelijk (inventarisnummer 28).
Afschrift (inventarisnummer 37)