Hertog Jan (III) van Brabant, Limburg en Lotharingen, markgraaf van het Heilige Rijk, bekrachtigt, ratificeert en vernieuwt de voorrechten en vrijheden door heer Henrik anno 1232 verleend aan het dorp de Rode van de H. Ode. Te weten onder de palen van de plaats genaamd de kruijs-eyke tot de loop, genaamd Ditmelle, voorts tot het gehucht Oerscot, en van die plaats of loop tot de plaats genaamd sijlken in de Hapert en van daar tot de plaats genaamd de oude Aweijden en van die plaats tot de brug genaamd de Hogevonder en van daar tot de boom genaamd den Hond Eijck en dan weer tot de eerste paal de kruijseijke. De hertog geeft aan zijn mensen in de Vrijheid eveneens zodanige en dezelfde rechten welke de burgers van 's-Hertogenbosch van hem gekregen hebben. Omdat de Vrijheid klein is en niet breed kan de schout van de hertog enige schepenen aanstellen die zowel binnen als buiten de Vrijheid wonen; deze zal ordonneren wat volgens hem nuttig is. De keuren die schout, schepenen en gezworenen opstellen zullen voor de tijd van een jaar gelden. Mensen mogen binnen de Vrijheid komen wonen tegen betaling van twintig schellingen van de munt van de keur van Rode; het ene deel te betalen aan de hertog en het andere deel aan de schout binnen Rode, onder voorbehoud dat diegenen zich doen erven als in de Vrijheid de gewoonte is. Daarenboven vergunt de hertog voor eeuwig aan zijn mensen twee jaarmarkten, waarvan de eerste te houden in de octaaf van Pasen en de tweede op het feest van de H. Remigius en Bavo.
Hertog Jan (III) van Brabant, Limburg en Lotharingen, markgraaf van het Heilige Rijk, bekrachtigt, ratificeert en vernieuwt de voorrechten en vrijheden door heer Henrik anno 1232 verleend aan het dorp de Rode van de H. Ode. Te weten onder de palen van de plaats genaamd de kruijs-eyke tot de loop, genaamd Ditmelle, voorts tot het gehucht Oerscot, en van die plaats of loop tot de plaats genaamd sijlken in de Hapert en van daar tot de plaats genaamd de oude Aweijden en van die plaats tot de brug genaamd de Hogevonder en van daar tot de boom genaamd den Hond Eijck en dan weer tot de eerste paal de kruijseijke. De hertog geeft aan zijn mensen in de Vrijheid eveneens zodanige en dezelfde rechten welke de burgers van 's-Hertogenbosch van hem gekregen hebben. Omdat de Vrijheid klein is en niet breed kan de schout van de hertog enige schepenen aanstellen die zowel binnen als buiten de Vrijheid wonen; deze zal ordonneren wat volgens hem nuttig is. De keuren die schout, schepenen en gezworenen opstellen zullen voor de tijd van een jaar gelden. Mensen mogen binnen de Vrijheid komen wonen tegen betaling van twintig schellingen van de munt van de keur van Rode; het ene deel te betalen aan de hertog en het andere deel aan de schout binnen Rode, onder voorbehoud dat diegenen zich doen erven als in de Vrijheid de gewoonte is. Daarenboven vergunt de hertog voor eeuwig aan zijn mensen twee jaarmarkten, waarvan de eerste te houden in de octaaf van Pasen en de tweede op het feest van de H. Remigius en Bavo.