Notaris, plebaan en priester Ghiselbertus instrumenteert dat Elisabeth, vrouw van Johannes, zoon van Hubertus, poorter van 's-Hertogenbosch, testamentair vermaakt met toestemming van haar man:
1. aan Sint-Lambertus in Luik geld voor onrechtmatig verkregen goed, eenmaal te geven;
2. aan Sint-Jan in 's-Hertogenbosch geld, eenmalig;
3. aan de Heilige Maria in deze kerk geld, eenmalig;
4. aan de broederschap van Maria in deze kerk geld, eenmalig;
5. aan Ghiselbertus, priester en notaris ondergeschreven, geld voor het houden van een triduum (driedaagse dienst) voor haar zielerust;
6. aan de kapel van Sint-Barabara in 's-Hertogenbosch op Audenhuls het derde deel van een huis, dat zij en Johannes samen hebben gekocht van Zebertus, zoon van wijlen Godefridus van Berchem, op voorwaarde, dat de kerkfabriek aan Johannes acht gouden Arnoldusgulden zal betalen;
7. aan Johannes, haar man: een jaarlijkse erfpacht uit de hoeve Hoculem in Oisterwijk, op voorwaarde, dat deze de helft ervan gebruikt ten behoeve van Johannes van Uden, haar zoon;
8. tevens wil zij, dat Johannes, haar man als voogd de goederen van laatstgenoemde Johannes van Uden zal beheren tot zijn twintigste jaar.
Met als getuigen Adrianus Bertolds, koster van de Sint-Jan, Gerardus Rodolphi en Henricus Pricker, poorters.
Notaris, plebaan en priester Ghiselbertus instrumenteert dat Elisabeth, vrouw van Johannes, zoon van Hubertus, poorter van 's-Hertogenbosch, testamentair vermaakt met toestemming van haar man:
1. aan Sint-Lambertus in Luik geld voor onrechtmatig verkregen goed, eenmaal te geven;
2. aan Sint-Jan in 's-Hertogenbosch geld, eenmalig;
3. aan de Heilige Maria in deze kerk geld, eenmalig;
4. aan de broederschap van Maria in deze kerk geld, eenmalig;
5. aan Ghiselbertus, priester en notaris ondergeschreven, geld voor het houden van een triduum (driedaagse dienst) voor haar zielerust;
6. aan de kapel van Sint-Barabara in 's-Hertogenbosch op Audenhuls het derde deel van een huis, dat zij en Johannes samen hebben gekocht van Zebertus, zoon van wijlen Godefridus van Berchem, op voorwaarde, dat de kerkfabriek aan Johannes acht gouden Arnoldusgulden zal betalen;
7. aan Johannes, haar man: een jaarlijkse erfpacht uit de hoeve Hoculem in Oisterwijk, op voorwaarde, dat deze de helft ervan gebruikt ten behoeve van Johannes van Uden, haar zoon;
8. tevens wil zij, dat Johannes, haar man als voogd de goederen van laatstgenoemde Johannes van Uden zal beheren tot zijn twintigste jaar.
Met als getuigen Adrianus Bertolds, koster van de Sint-Jan, Gerardus Rodolphi en Henricus Pricker, poorters.
Het zegel is verloren