In Buchenwald werden de Indische gijzelaars beschouwd als 'ehrenhäftlinge', hetgeen een iets betere behandeling impliceerde: geen verplichting tot werk, geen mishandeling. De hygiënische omstandigheden waren echter erbarmelijk. In gestreepte boevenpakken waren zij getuige van de mensonterende wijze waarop met andere gevangenen, vooral Joden werd omgegaan. De angst dat ook hen hetzelfde lot beschoren was hield hen voortdurend bezig.
Zij snakten naar nieuwsvoorziening. Er waren in het kamp af en toe wel nazikranten als de Thüringer Gauzeitung, de Völkischer Beobachter of Das Schwarze Korps. Cees Dosker wist ze soms te bemachtigen en er tussen de regels door de echte krijgsverrichtingen uit te distilleren. Hij hield dat niet voor zichzelf, maar maakte persberichten aanvankelijk voor een kleine groep gedetineerden; al gauw daarna voor de hele groep. Met een heldere stem hield hij zijn perspraatjes. Ter illustratie kon hij daarbij soms zelfs gebruik maken van originele Duitse stafkaarten die hij waar ook vandaan had gehaald.
Jan Dosker