Archieven

1 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris en getuigen verscheen Peter Rossums en verklaart aan Evert Jan Santegoets een bepaalde *stede* te hebben verhuurd, zijnde een huis, schuur, tuin, weide, driessen en hooibeemden, alles staande en gelegen te Boxtel onder Tongeren, zoals nu in gebruik is door Hendersken weduwe van Leendert van Casteren. De huur loopt voor 6 eerstvolgende jaren, maar kan door elk der partijen na 2 jaar worden opgezegd, maar die zulks wenst te doen dient met Kerstmis vooraf op te zeggen. De huur voor de tuin, weide driessen en kanten gaat in per half maart, het huis met Pinksteravond en het teulland in de oogsttijd stoppelbloot alles in dit jaar 1708. In het laatste jaar mag de huurder niet meer dan 4 lopenzaad met boekweit of ander zomerkoren inzaaien. De huur bedraagt in geld 10 gulden, verder 6 en een halve zak rogge en 3 zakken boekweit, nog 4 vijmen dakstroo te leggen en 25 pond boter per jaar te leveren, het geld steeds te betalen op St. Maartensdag en het koren op de gebruikelijke levertijd. De boter jaarlijks in de maand mei en in de spurrietijd aan het huis te leveren allles volgens laatsrecht. Verder moet de huurder het huis onderhouden. Ook zal de huurder de jaarlijkse personele en reele lasten betalen zoals die nu worden geheven. Verder mag de pachter op behoorlijke tijden het schaarhout kappen, binden en aan de molen brengen danwel in Boxtel binnen de bruggen, en het koren jaarlijks in Den Bosch op de zolder van de verpachter te leveren. Verder moet de pachter jaarlijks de straat, water en tuinschouwen en de burenverplichtingen onderhouden en nakomen. Het fruit van de boomgaard is half voor de verpachter en half voor de pachter. De pachter mag jaarlijks op de Kempense heide ... anderhalve dag. Nog moet de pachter jaarlijks 8 vrachten heiturf van de Halderheide tot aan het huis van Willem Rossums zijnde de zoon van de verhuurder brengen, daarvoor zal Willem aan de pachter de kost en drank geven.

2 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel verscheen Mechteld weduwe van Hendrick Verldermans, moeder van haar minderjarige dochter Henderina die hierbij ook aanwezig is, geassisteeerd met Dirrick Cornelis Loijens zijnde de broer van Mechteld, en verklaart aan Heijltie weduwe van Adriaan Hendrick Aarts van de Sande, geassisteerd door haar zoon Peter van den Bichelaer en Willem Ariens van de Sande, een hoeve te hebben verhuurd genoemd d´Uijlsbroeck, gelegen te Boxtel in herdgang Lennesheuvel, zijnde een woonhuis, schuur, schop, bakhuis, tuin, zaai-hooi en weiland en verdere heivelden, alles zoals thans als door de huurster wordt gebruikt. De huur loopt voor 8 achtereenvolgende jaren en kan door elk der partijen na 4 jaar worden opgezegd, maar die dat wil doen moet met Allerheiligen vooraf opzeggen. De huur gaat in voor het huis met Pinksteren, de tuin, en hofje per half maart, de weilanden, hooivelde, kanten en driessen *rouw* (= ruw?) en het akkerland stoppelbloot, alles per a.s. jaar 1709 en zo na de termijn ook weer achter te laten. In het laatste jaar moet de huurster twee derde deel van het teulland stoppelbloot laten liggen. Verder alle burenverlichtingen te moeten nakomen, zowel de schouwen etc. en moet het gehuurde verder goed onderhouden, zoals het huis wat betreft de wanden etc. waarvoor het materiaal door de verpachtster wordt geleverd. Als er onderhoud is voor de leidekker of andere vaste werken moeten worden gedaan, komt dat voor rekening van verhuurster, maar het eten en drinken is voor rekening van de huurster die daarvoor de afval krijgt, behalve de takken of de toppen van de bomen die nog enigermate tot reparatie of onderhoud van het huis of hek kunnen dienen, dat materiaal blijft voor de verpachtster. De pachtster doet afstand van resoluties of placaten die de huurder voor bepaalde bijdrages uitsluiten, omdat de hoeve tegen een lagere prijs dan normaal is verhuurd.

3 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel, verscheen Margariet, Willem, Lambert en Jenneken, kinderen van wijlen Jan Gijsberts van de Ven door Jan verwekt bij diens vrouw wijlen Catalijn Lamberts van de Ven, verder Jan Peeters van de Laack als man van Maria ook dochter van wijlen Jan en Catalijn, Ze verklaren dat ze ongeveer 6 jaar geleden met elkaar een deling hadden gemaakt van het bezit dat ze na dood van Jenneken Lamberts van de Ven hebben geerfd. Genoemde Margarieta kreeg een perceel teulland genoemd de Bocht gelegen te Boxtel onder Lennesheuvel ter plaatse genoemd het Boseijndt, groot ca. 2 lopenzaad, belendnend Cornelis van Moll waarvan is afgedeeld, Jan van Thuijl en meer anderen, de prins van Hornes als heer van Boxtel, de straat. Nog kreeg ze een stuk teulland groot ca. 3 lopenzaad, ter zelfder plaatse als voor gelegen, belendend de baron van Boxtel, de pad daar, Jan van Thuijl. Uit dit erfdeel 15 gulden eens te geven per heden datum over een jaar aan haar broer Lambert, verder een mud rogge per jaar aan het klooster van de arme Clarissen die worden betaald met 57 stuivers per jaar op Maria Lichtmisdag, verder uit de overhof een halve zak rogge per jaar aan N. van de Endenpoel in Den Bosch uit het eerste perceel. Verder verklaren ze dat hun broer Willem een perceel heeft verkregen genoemd de Streep, groot ca. een zesterzaad, gelegen te Boxtel in herdgang Lennesheuvel en het Boscheijnd, belendend de weduwe van Peeter Santegoets etc. Hieruit jaarlijkse 3 lopen rogge te betalen aan de .. (hertog?) in Den Bosch. Verder verklaren de comparanten dat hun broer Lambert een perceel teulland heeft verkregen genoemd de Raaphoff, gelegen te Boxtel en het Boscheijnde, belendend Jan van der Ameijden, N.N. in Den Bosch, Jan van Thuijl. Hieruit 25 guldens eens binnen een jaar te betalen aan diens zwager Lambert.

4 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel verscheen Hercules van Mol en Michiel Slegers als gemachtigde voor Marije Verbeecq ter ener zijde en Anthonij Janssen Bevers ter andere zijde. De eerste comparanten verhuren aan Anthonij de stede die eigendom is van Hercules en genoemde Maria, staande en gelegen onder Casteren, zoals thans wordt gehuurd door Goijart Adriaans. De huur loopt voor 6 komende jaren en kan door elk der partijen na 3 jaar worden beeindigd, maar die dat wil doen, dient vooraf met Kerstmis op te zeggen. De huur van het huis gaat in op Pinksteravond, de tuin met half maart, de driessen, kanten en het hooijland op de tijd zoals Goijaert Adriaans indertijd heeft aanvaard, het teulland in de oogsttijd, stoppelbloot, alles in het jaar 1709 en aan het einde van de huur ook zo weer achter te laten. De huur als voorlijf bedraagt jaarlijks 20 gulden, verder jaarlijks 2 zakken rogge en 2 zakken boekweit te leveren en 12 vaten haver, verder 2 vijmen dakstro te moeten dekken op het huis. Het voorlijf jaarlijks met Kerstmis te betalen, de boekweit, haver en rogge op de gebruikelijke tijden. Verder moet de pachter jaarlijks alle reele lasten betalen en de verpondingen die nu zijn omgeslagen, behalve de Franse contributie die ten laste van de eigenaar komt, die zal de pachter wel eerste zelf betalen, maar komen in mindering op het *voorlijf*. Pachter doet afstand van resoluties, plakaten, ordonnanties etc. omdat de huurprijs lager is dan normaal het geval zou zijn. De pachter moet het huis behoorlijk onderhouden, het dakstro jaarlijks laten dekken en moet zorgen dat de houtopstand niet door hakkken, vlaggen of door beesten wordt beschadigd danwel dient hij de schade. te schatten door 2 goede mannen, te vergoeden. Ook moet de pachter het gehuurde vrijwaren voor de schouwen. Het fruit uit de boomgaar is half en half. Huurder belooft alles na te komen op onderpand van zijn persoon en bezit.