Archieven

1 In de naam van de heer Amen. Vandaag 9 juli 1709, voormiddag omstreeks 8 uur, verscheen voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel, Jacob Ariens van Oers, president-schepen te Esch en diens vrouw Willenmken Cornelissen, wonend te Esch, welke Jacob gezond van lijf en leden is en Willemken enigermate ziek in bed ligt, beiden in het bezit van hun geheugen en verstand. Ze beseffen de broosheid van het menselijk bestaan en willen daarom eerst hun testament opmaken. Ze bevelen hun zielen na hun dood aan bij de almchtige God en willen een christelijke begrafenis. Ze herroepen hierbij al hun eerdere testamenten of wilsbeschikkingen die ze samen of afzonderlijk hebben gemaakt en willen dat uitsluitend dit laatste testament wordt nagekomen.Ze vermaken elkaar over en weer aan de langstlevende van hen beiden, al hun bezit zowel leen- als allodiaal bezit, waarmee de langstlevende naar eigen keuze mag handelen, het mag verkopen, belasten etc. alsof zij beiden nog in leven waren zonder dat de laatstlevende daarover aan iemand verantwoording hoeft af te leggen. De langstlevende mag dat bezit echter alleen verkopen of belasten dan met goedkeuring van de aan te stellen voogden en uitvoerders van dit testament. De langstlevende moet verder hun wettige kinderen grootbrengen, en dat kind of kinderen laten leren lezen en schrijven en verder alles wat een goede vader of moeder dient te doen totdat het kind 25 jaar oud is of is komen te huwen etc. De laatstlevende moet op dat moment als legitieme portie een uitzet geven zoals Adriaan en Bernardus hun reeds getrouwde zoons al hebben gehad, danwel 125 gulden eens waarmee die kinderen hun legitieme portie hebben gehad. Ze benoemen elkaar over en weer als universele erfgenaam. Als voogden over hun minderjarige kinderen benoemen ze hun zoon Willem en Peter van Eijndhoven als regerend schepen te Esch. Ze geven deze voogden de macht over het bezit te beschikken en dat onder inventaris te aanvaarden en zo goed mogelijk te beheren.

2 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel, verscheen Jan Ariens a Kempen als man van Maria Hendricx van Cuijck, eerder weduwe van Jan van Croonenburgh, wonend te Boxtel in herdgang Lennesheuvel, gezond van lijf en leden en in het bezit van zijn verstand en geheugen. Hij beseft de broosheid van het menselijk bestaan en wil daarom eerst zijn testament opmaken.Hij beveelt zijn ziel zodra hij is komen te overlijden aan bij de barmhartige God en wil een christelijke begrafenis. Hij herroept alle eerdere testamenten die voor deze datum zijn gemaakt. Hij vermaakt aan de huisarmen te Boxtel de som van 6 gulden eens direkt na zijn dood uit te reiken door diens hierna te benoemen erfgenaam. Verder vermaakt hij aan zijn vrouw het vruchtgebruik van al zijn na te laten bezit. Hij benoemt tot zijn enige erfgenaam Dirrick Willem Baijens die is gehuwd met Catalijn dochter van Jan Croonenburgh wier moeder is genoemde Maria zijnde de vrouw van de testateur. Zulks gebeurt vanwege de vele door hem verleende diensten en nog te verlenen diensten en verder vanwege een lening van 500 guldens die Dirck Willen Baijens uit de erfenis zal mogen ontvangen en ook de rente daarover. De testateur wil dat alle eerdere testamenten die hiermee in tegenspraak zijn, ongeldig zijn. Aldus gepasseerd te Boxtel op 4 september 1709 in aanwezigheid van Cornelis Nuijens en Jan Nuijens als getuigen. Ondertekend : merkteken van Jan Ariens a Kempen, Dirck Willem Baijens, Cornelis Nuijens, Jan Nuijens, quod attestior Corn. Wittebol notarius publicus.

3 Eerder verhuurde Leendert Hendricx van Beers wonend te Moergestel, aan diens zwager Eijmert van den Ecker, een perceel genoemd de Scherpenacker, groot ca. 2 lopenzaad gelegen te Boxtel onder Munsel, belendend de kinderen van Jan Stanssen, de H. Geest van Gemonde, Jan Wouters, Thomas (Thonis?) Jan Peeters. Nog een perceeltje teulland en dries tot tuin gemaakt, genoemd den Heuvelakker, in totaal groot ca. een groot lopenzaad, gelegen als voor, belendend Jan van de Struijck, Eijmert van den Ecker als echtgenoot waarvan is afgedeeld, de gemeenschappelijke straat. Beide percelen had de verhuurder verkregen middels een deling met de vrouw van de huurder, zijnde erfgenamen van hun oom Jan Aart Quintens zoals verdeeld op 14 december 1685 voor drossaard en schepenen. De pacht bedroeg een zak rogge en twee lopen boekweit per jaar, boven alle dorpslasten. Het bezit te aanvaarden met oogst 1701. Vanwege de zware lasten waarover de huurder klaagde wordt er nu opnieuw gehuurd boven de lasten, tegen de som van 2 gulden 15 stuivers per jaar, waarvan de jaren vervallend oogst 1702 tot aan oogst 1709 achterstallig waren, zijde 8 volle jaren. Vanwege deze achtersatnd had de verhuurder deze huurder voor schepenen doen dagvaarden en zulks was op de rol van 15 oktober 1709 namens diens procureur behandeld en de aanspraken waren bepaald op 5 zakken rogge en 10 vaten boekweit voor de 5 jaren huur en voor de laatste 3 jaar de som van 7 gulden 5 stuibers te voldoen, met de conditie dat de huurder het bezit zou moeten verlaten. Om verdere onkosten te voorkomen tussen deze familieleden, is voor mij notaris verschenen Leendert Hendrick van Beers ter ener zijde en Eijmert van den Ecker ter andere zijde en hebben door bemiddeling van goede mannen hun kwestie in der minne geregeld.

4 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel, verscheen de heer Johan de Louw wonend te Netersel, en machtigt hierbij N.N. of toonder van deze brief om voor schepenen van de stad Den Bosch of de dingbank waar het bezit is gelegen, ten behoeve van Hendrick Dirricks de Louw en Jan Dirricks de Louw, wonend te Boxtel en de eigendom over te dragen van het vierde deel dat nog onverdeeld is van het bezit waarin de comparant samen met Hendrick en Jan de Louw rechten hebben, alles te Boxtel en te Oisterwijk. De koopsom bedraagt 48 gulden met de last van het vierde deel van een chijns van 10 stuivers in diverse teksten, aan de heer van Boxtel nog het vierde part van 4 stuivers gebuurchijns aan N.N. te Oirschot, nog het vierde part van 3 en een half vat rogge aan de here van Deurssen. De gemachtigde moet alles doen dat de opdrachtgeven zelf voor ogen gehad zouden hebben. Hij belooft alles na te komen wat zijn gemachtigde daarin zal doen en zal die daarvoor vrijwaren. Actum te Boxtel op 16 juli 1709 in aanwezigheid van Jan Nuijens en Cornelis Nuiijens als getuigen. Ondertekend : Joannes de Louw, Cornelis Nuijens, Jan Nuijens, quod attestor Corn. Wittebol notarius publicus.