Archieven

1 Missive van Van Huffel ontvanger der gemene middelen te kennen gevende dat hij vanwege het overlijden van zijn vader de luitenant generaal Van Huffel genoodzaakt is vanwege de boedelaffaires begin van deze maand een reis naar Straatsburg heeft moeten maken en vandaar naar Colmar zodat hij in augustus niet present zal kunnen zijn op de verpachting der tienden en ook niet in september en verzoekt verlof voor vier maanden; de Raad gaat akkoord

2 Rekest van de gezamenlijke regenten der heerlijkheid Moergestel in kwartier Oisterwijk met een verzoek om ten laste van het corpus geld te mogen opnemen nl. een bedrag van 634:12:0 af te lossen over een periode van 6 jaren

3 Rekest van N.Colijns Heer van Liefringen en Heertvelt meerderjarige zoon en Francois ’t kind wonende te Brussel als voogd over de minderjarige kinderen en erfgenamen van wijlen Peeter Collijns in zijn leven Heer van Heertvelt en Jacoba van Leefdael echtelieden en ook nog Pero de Cassemajor drossaard der heerlijkheid Deurne en Liessel in kwartier Peelland administrerende de goederen der kinderen van Hester van Leefdaal getrouwd geweest met de ridder Abel Crombie en in die kwaliteit requiranten om mandement pænaal op en jegens Henrietta Maria Yvoie meerderjarige dochter en Mr. M.C. van Berestein oud schepen en raad van de stad ’s-Hertogenbosch als voogd over de minderjarige kinderen te samen erfgenamen van wijlen den generaal majoor Yvoy

4 Missive van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant Van Borssele van der Hooghe geschreven in Den Haag op een rekest van Jan van Riet vorster van Erp in kwartier Peelland aangevende dat hij op autorisatie van de collecteur van ’s lands verpondingen en beden voor 1730, na voorgaande solemniteiten bij wijze van parate executie zoals gebruikelijk op 10 april jl. te beurde heeft gebracht de goederen van Willem Gerrits aldaar om daaraan te verhalen war men schuldig is; idem een rekest van Johannes Eenus en Johan Baptist Le Heu gecommitteerden van de polder van den Ham onder Vught in kwartier Oisterwijk verzoekende om autorisatie om een steeg genaamd de Hamschesteeg tot wering van paarden en andere beesten die uit de gemeente van Vught in de polder van den Ham lopen en scharen en vruchten van de geërfden consumeren en vernielen te mogen sluiten en dat eenieder verboden mag worden op zware straffen, die sluiting te verhinderen of enigszins te beletten, waarop na deliberatie is besloten te gelasten aan de supplianten in hun voornoemde kwaliteit alsmede aan de regenten van Cromvoirt en de gecommitteerden van Deuteren dat ze links en rechts van die steeg een sloot graven van 8 tot 10 voeten breed en dat graafwerk publiek aanbesteden en dat die van den Ham de helft van de kosten en Cromvoirt en Deuteren de andere helft betalen; bovendien wordt men gelast om er jaarlijks zorg voor te dragen dat beide gegraven sloten op een behoorlijke diepte en breedte gehouden worden – zie ook folio 40 verso