Archieven

238 Dirck Janssen Cuenen (37), ketelaar en herbergier wonende omtrent de kerk van Schijndel; Aerdt Corstiaens, landbouwer (45) en Eijmbert Eijmberts van den Oetelaer (49), ook landbouwer met een verklaring t.b.v. Jan Wouters, namelijk, dat zij attestanten in 1661 woensdag na Schijndel-kermis, namelijk 5 oktober hebben zitten drinken ten huize van Dirck Janssen op de kelderkamer en dat op die dag ’s avonds rond 8 a 9 uur een gevecht heeft plaats gevonden op de straat nabij de herberg van Cuenen, waar toen dood is gebleven Paulus Hermens, een gevecht dat door de attestanten niet is gezien, maar ze verklaren wel te weten, dat Jan Janssen van Kessel (tegenwoordig fugitijff) van buiten in huis is gekomen, zeer gewond was geraakt—voorts verklaren ze te weten, dat op hetzelfde ogenblik, toen de 1e roep kwam, dat er al iemand dood lag, de genoemde Jan Jans Wouters ten eigen huize van de eerste attestant in de kelder met meer anderen “was drinckende ende spelende op de pijpe”—Dirck Janssen hoorde het geroep, dat er iemand dood lag en stond verbaasd op, liep naar de voordeur en gelastte zijn vrouw om alle deuren dicht te houden en dat al degenen, die binnen waren ook binnen zouden blijven en die buiten waren ook buiten zouden blijven en vroeg zijn vrouw, wie er in de kelder was, waarop zij antwoordde dat Jan Jans Wouters in de kelder was; ook weet hij dat tezelfder tijd toen geroepen werd, dat er iemand dood lag, Dirck ook op zijn gebod wilde hebben, dat ook de kelderdeur dicht gehouden moest worden en dat toen Jan Jans Wouters op de kelderdeur stiet en klopte en er uit gelaten wilde worden en dat de deur in eerste instantie werd gesloten gehouden tot de tijd toe, dat Jan den Wael naderhand de kelderdeur open doende de voorschreven Jan Jans Wouters er uit heeft gelaten; Aerdt Corstiaens tweede attestant, dat hij het geroep hoorde, dat er iemand dood lag, dezelfde Jan Jans Wouters hoorde spelen op de pijp, waarop hij vroeg wie er speelde en hem werd geantwoord,