Archieven

1 Goyaert Jasper Spierincx en Peter Adriaens van der Loo, schepenen der dingbank Schijndel met een verklaring ten behoeve van Gijsbert Hugen van Berckel, dat op 9-1-1659 zijn meegegaan naar het huis van Jenneken weduwe van Jan Laurenssen om haar te bevragen wat zij*[*haar dochter Neelken is bedoeld] op genoemde Gijsbert te seggen had, namelijk dat Gijsbert tegen Neelken gezegd zou hebben: “Ick en begeere u niet te trouwen ende wat hebt u dan op mij te seggen.” En daarop antwoordde Neelken: “Ick en moij u niet soo lange als gij blijft die gij sijt, off ick sal u niet moijen tot dat gij veijlinghe hebt.” Getuigen: Hugo Janssen van Berckel en Hendrick Henricx van Amstel.

2 Handrick Janssen van Houtem, oud-burgemeester van Sint Michielsgestel met een verklaring ten behoeve van Corstiaen Adriaens, voogd over de minderjarige kinderen van Jan Dirck van der Camme verwekt bij Magdalena Adriaens zijn eerste vrouw, namelijk dat Jan tijdens zijn leven met Magdalena heeft gekocht van een zekere Aerdt, man van Baetken Dirckx, een zus van Jan, Baetkens deel in een huis van haar ouders gekomen en gelegen met het erf te Sint Michielsgestel ter plaetse genoempt aen den Beeckant; de attestant is op een zeker moment bij Jan Dirckx int Moerschot gekomen toebehorende Cornelis de Leeuw genoempt de Heijde alwaar genoemde Jan toentertijd “hop spaijde ende Magdalena pluckte oft ruijmde” en op dat moment zei Jan tegen zijn vrouw: “Wij hebben dat deelken nu van Baetken gekocht ende hier en binnen eer dese jaeren (denoterende de hueringe van Cornelis de Leeuw erffve) uijt sijn soo mogen wij sien, dat wij die ander deelkens daerbij crijgen, dan hebben wij alom een uijtwijcken”; ook zou Jan verschillende keren gezegd of verteld te hebben, toen zijn eerste vrouw nog leefde, dat hij Baetkens deel had gekocht en toen was hij als borgemeester aangesteld en zei daarbij: “dat ick het geldt nu noch hadde, ick soude nu wel weten, waer ick dat laeten soude.” Getuigen: Henrick Willem Damen en Cornelis Rutten Guldemans.

3 Handrick Peter Scutkens (72); Peter Handricx de Bresser (70); Arien Mathijssen (59); Laureijs Wouter Corsten (59); Marten Gevers (60); Anthonis Jan Goyaerts (69) en Marten Marten Ariens (50), die allen kerkmeester zijn geweest te Liempde met verklaring ten behoeve van schepenen, borgemeesters en regeerders van Liempde, dat het hen wel bekend is, dat circa 44 of 45 jaar geleden in de Liemdse Ackeren genoempt de Vrillicovens Ackeren een “ harden ongebroocken dries of groesplack gemeijnlijck genoempt den Wijenhoff, groot 3 lopense” was gelegen waar alleman die het beliefde boekweit op dorstte, schapen en beesten hooide en aldaar lag als een stuk “gemeijnt”, zonder dat men wist wie daar het erfrecht van had en omdat de kerk van Liempde in die tijd weinig inkomsten had en het merendeel werd gerepareerd vanuit gemeentepenningen en werd onderhouden, zo is destijds met volledige goedkeuring van ingezetenen en naburen deze dries gebroken en als teulland verhuurd tot profijt van de kerk en werd de gemeente Ontlast. De kerkmeesters hebben hem sindsdien altijd verhuurd en hebben zowel voor als na de reductie van ’s-Hertogenbosch ook altijd een perceel akkerland verhuurd, genoempt “de Plissert”, groot omtrent 24 roeden (roijen) en ook nog de helft van een stuk akkerland genoempt “den Neep”, waarvan de andere helft toebehoort aan de Tafel van de Heilige Geest. Getuigen: Dirck Willems en Willem Arien Philipssen.

4 Claes Peters op de Hoeff (52); Margriet weduwe van Hendrick Corstiaen Marcus (65) en Peter Lamberts (72) te Liempde met een aanvullende verklaring in verband met de Wijenhoff. Getuigen: Dirck Handrickx en Goyaert Jan Zegers. [Zie ook vorige akte]