Archieven

96 Wij, Jan Janssen Broeren en Wouter Jacobs van Beeck, schepenen, verklaren dat voor ons is verschenen Hendrick Cornelis van den Oort, inwoner van St. Michielsgestel, oud ca. 40 jaar heeft op verzoek van Andries Meussen als requirant verklaard dat hij deponent op de laatste april j.l. ten huize van Gerard Janssen van de Loo, herbergier alhier, is geweest en gezien en gehoord heeft dat Hendrick Willems als vorster met deze Andries enige woorden heeft gehad, en dat deze vorster dreigde beslag te willen leggen als hij de heer drossaard geen geld zou betalen en toen had Andries daarop gezegd * dat moogt gij wel doen, maar leg dan ook beslag op Jan Thomas, op Jan Lodewijk en op Gijsbert Pouwels voor de voet, want ik heb geen geld ik moet het dan bij de buren halen en meer dergelijke woorden, leg beslag bij mij maar dan ook de anderen. Daarop had de vorster gezegd ik wil eerst bij U beslag leggen en als ge me later nodig hebt stuur me dan maar uit. Daarop had Andries weer gezegd, ik zal U wel helpen bij het in beslag nemen bij de buren, maar de vorster weigerde op dat voorstel in te gaan. Daarop heeft Andries tenslotte gezegd *als gij beslag bij mij legt en niet bij anderen, zal ik U het mes tot aan het heft in het lijf stoten en waarom kan de drossaard nergens anders reizen of hij moet het dorpsgeld in zijn zak hebben, ik wilde dat de drost het bloed van de boeren in het lijf had met een pond rattenkruid. Maar de getuige heeft niet gehoord dat de requirant gezegd zou hebben dat de schepenen *dorpseters* zouden zijn en ook niet dat de requirant gezegd zou hebben dat de heer drost een *cale schoft* zou zijn.