Archieven

103 Verklaring ter instantie van Aerdt zoon van Jan Aerdt Reijnders door Willem Henricx borgemeester en Aerdt Jan Aerdts snijder oud 35 jaar over een zevenjarige roodbruine ruin met diverse jenmerken [3.11.1633]; idem ter instantie van Adriaen Bartholomeussen van der Schoot door Peeter Jan Wolfarts oud 29 jaar en Herman Arien Hermans oud 32 jaar dat zij onlangs op basis van een uitdrukkelijk schrijven de gemeente hebben gediend door met hun karren in het leger van Zijne Excellentie de Prins van Oranje en gekomen zijnde bij het leger gelegen te Maastricht op het kerkhof van de Sint Servaas om aldaar hun karren af te laden en aldaar hadden gezien omdat ze wederom gecommandeerd werden om in het leger andere karren te halen om die ook binnen Maastricht te brengen dat aldaar een commandeur kwam die aldaar uit de kar van Adriaen Meuss. het paard van Adriaen lieten uitspannen en zelfs de hachten was afslaande en het paard alzo tegen wil en dank van Hendrik Peeters Adriaens medevoerman vast nam en door anderen naar het leger liet brengen maar het paard naar het leger gebracht hebben niet wiest waar het gebleven was maar nadien bleek dat Herman het paard van Adriaen buiten de poort heeft afgenomen en met het nodige geweld hebben heeft kunnen meenemen [29.11.1633]; idem voor Hendrik Gijsbert Smits en Dirck Dircx van Kessel schepenen is verschenen Corstiaen Gerit Corstiaens oud 58 jaar, Jan Laureijns Jacops oud 40 jaar gedaagd door Jan Joris de vorster om een getuigenis der waarheid af te leggen ter instantie en requisitie van Matijs Peeters Ketelaer met een verklaring dat op de 30e december zij hebben zitten drinken ten huize van Jan Laureijns en bij hen zat ook een zekere Lucas Hendrick Aerts en meer anderen en daar hebben zij gehoord en begrepen dat Lucas genoemde Matijs kwalijk begon toe te spreken, waarop deze antwoordde: “Wat seght gij dair?”, waarop Lucas op zijn beurt weer zei: “Gij sijt een Luijker dief ende luisbosch”,