Archieven

1 Handersken Goossens wv. Jan Aerdts; geassisteerd door Goossen Hendricx en Jan Aerdts den ouden, haar vader en zwager, dientengevolge grootvader, oom en bloedmomboirs over haar twee minderjarige kinderen, m.n. Johanna en Grietien Jansz, bij haar voornoemde man; enerzijds; en Theunisken Jansz wv. resp. Aerdt Jansz en Niel Jacobs; geassisteerd door Theunis Aerdts en Jan Geurts, haar zoon en behuwd zoon; anderzijds; verklaren tot een overeenkomst te zijn gekomen m.b.t. het ‘vaderlijck goedt’ dat de voornoemde minderjarige kinderen van de eerste comparant uit de boedel van grootmoeder van de tweede comparant rechtens toekomt. Het betreft een door de tweede comparant per 1 mei te betalen geldbedrag van 1700 guldens en nu een bedrag van 435 guldens, plus 4 % interest.

2 Jan van Dijck, Peter van Dijck, Jan Geurts van Dijck en Marten Hermans; allen als geautoriseerde en gemachtigde voogden over Maria van Dijck, wv. Jan Dircx van de Vloet, en haar zuster en schoonzuster resp.; enerzijds; en Petronella Jans wv. Geurt Jans van de Vloet; zoon van genoemde Jan Dircx van de Vloet en Maria van Dijck, voorheen El.; geassisteerd door Engel van Gelcum en Jan Jans Smit, resp. haar behuwd vader en broer; als gekozen en door het gerecht toegewezen voogden; anderzijds; verklaarden tot overeenstemming te zijn gekomen m.b.t. de aanspraak die Petronella Jans meent te kunnen maken op de goederen en nalatenschap van haar overleden man Geurt Jans van de Vloet. Het huwelijk was kinderloos. Met medeneming van alle bij de aanvang van het huwelijk ingebrachte goederen mag Petronella Jans tot haar dood blijven wonen. De aanspraken op de rest van de boedel en nalatenschap van Geurt Jans van de Vloet worden overgedragen aan haar schoonmoeder Maria van Dijck.

3 Engel van Gelcum, inwoner alhier; enerzijds; en Jenneken Jacobs, diens huisvrouw; Jan Jans Smit, Claes Jans, haar zoon en gekozen momboir, Joachum Pennings en Petronella Jans, El.; alle meerderjarige kinderen van Jenneken Jacobs uit haar eerste huwelijk; anderzijds; verklaarden met elkaar het navolgende te zijn overeengekomen. Eerstens dat in het geval Jenneken Jacobs vóór Engel van Gelcum zou komen te overlijden dat hij alsdan afstand zal moeten doen van de boedel en nalatenschap. Haar kinderen zijn dan gehouden hem jaarlijks, tot zijn dood, ter ondersteuning en onderhoud 50 gulden uit te betalen. Daarnaast mag hij, ook tot zijn dood, vrij blijven wonen in ‘het huijsken dat voor desen de smits is geweest neffen de huijsinge van de comparanten. Tweedens moet hij , als hij vier jaar na haar overlijden nog leeft 75 guldens aan de ‘kerck en de armen tot Wanraij’ geven. En als hij binnen vier jaar overlijdt zullen haar kinderen die 75 guldens moeten voldoen. Na zijn dood zullen haar kinderen de enige erfgenamen zijn.

4 Gerrit Theunissen; Peter Theunisssen; Hendrick Theunissen en Derisken Theunissen; Jan Aerdts en Lijsken Theunissen El.; Christiaen Jacobs, voorheen gehuwd met Allegonda Theunissen; Roeloffsken Jans wv. Albert Theunissen; geassisteerd door Jan Jans Hermans en voornoemde Gerrit Theunisssen als voogd over haar minderjarige kinderen, alsgelaste van haar in het buitenland verblijvende broer Jan Theunissen; daartoe op 23-09-1723 speciaal geautoriseerd en gemachtigd door Adriaen Baron van Lijnden, Amptman der stad Grave en Land van Cuijk; alsmede Kersten Zeelen en Maria Aben El.; en Jan Peters; allen erfgenamen van wijlen Jan Nelissen; gaan over tot scheiding en deling van de boedel en goederen, nagelaten door Jan Nelissen. Er zijn drie loten gemaakt. Het eerste lot betreft een huis en bakhuis, met het land op den hoff; het weiland gelegen neffens de gemeijnte en het land gelegen beneden aen den Boer; alle onder St. Hubert; groot ca. twee mergen. Het tweede lot betreft een halve schuur en een varkenskooij, met het bijgehorende bouw-en weiland en nog ca. ½ mergen weiland in de Hoeven gelegen; alsmede het erf van Jan Peters Pieck. Het derde lot betreft het land op de Cloot en boven op de Hoeff, met de halve schuur en de halve weide in de Hoeve, groot twee mergen.