Archieven

1 Voor schepenen van Lith en op verzoek van de schout-civiel verklaren L. A. Bockstart als medicinae doctor en François Ulijn als chirurgijn, beiden wonend te Lith, dat zij op verzoek en in bijzijn van schout Johan Eliza de Vrij, vanmorgen om 07.00 uur het dode lichaam geschouwd hebben van Johanna Barbara van Fenema, gewoond hebbend alhier, dat men gistermiddag heeft gevonden in de schuur, met een touw hangend aan een balk. Onder de hals was een paarse streep van het ene oor tot het andere oor, waaruit bloed was gestroomd en hetwelk zich ook heeft verspreid over armen en benen. Er zijn geen verdere kneuzingen of sporen van geweld aangetroffen. Sectie is verricht ten huize van voornoemde mejuffrouw Rhuel weduwe van Ph. van Fenema.

2 Voor schepenen van Lith, leggen Ardina van Ingen en Willem Piet Cling, beiden wonend te Lith een verklaring af. Ardina van Ingen, dienstmeid bij mejuffrouw Rhuel weduwe van Ph. van Fenema verklaart dat zij gisteren, op 25 augustus, tussen 13.00 uur en 13.30 uur Johanna Barbara van Fenema in huis miste en haar buiten is gaan zoeken. Omdat ze haar niet vond, is ze naar de moeder van Johanna Barbara gegaan om te zien of die wist waar ze was, welke antwoordde dat ze niet in 2 sloten tegelijk zou lopen. Daarna wilde Ardina naar de schuur gaan om het varken te voeren, maar de deur was op slot en de sleutel was weg. Daarop ging Ardina terug naar de moeder of zij de sleutel had. Samen gingen ze naar beneden en liepen naar de schuurdeur. Ardina zocht nog eens naar de sleutel, maar moeder keek intussen door een gat in de deur naar binnen en zei: “Mijn God, daar hangt Jans”, waarmee zij haar dochter bedoelde. Ardina ging op verzoek van de moeder een mes halen en een blaaspijp, om de deur open te wrikken, waarna zij de dochter met een touw aan een balk zagen hangen en tegen de balk stond een ladder. Ardina heeft met mes het touw doorgesneden, waarna de moeder haar dochter heeft opgevangen en in haar armen genomen. Moeder heeft haar dochter nog bij polsen gevoeld en over het hart gewreven, maar ze was echt dood. Ardina is naar buiten gerend en heeft om hulp geroepen. Samen met de toegesnelde Willem Piet Cling hebben ze het dode lichaam in huis gedragen. Willem Piet Cling verklaart na hulpgeroep, naar de schuur te zijn gerend en zag daar de oude vrouw Fenema op het lichaam van haar dochter liggen. Hij zag ook de touwen aan de balk hangen. Daarna hebben ze met zijn drieën het lichaam in huis gedragen.

3 Voor schout en schepenen van Lith verschijnen Matthijs van Nouhuijs 54 jaar en Johanna van Noort ruim 24 jaar, beiden wonend te Lith. Ze leggen een verklaring af op verzoek van Hendricus Peter van den Boogaard, wonend te Lith. Zij waren op maandagmorgen 1 aug. 1803 omtrent 10 uur ten huize van requirant, alwaar Peter van den Boogaard uit Lith ook binnenkwam. Peter heeft met Hendricus gesproken over aankoop van het herenhuis, vanouds genaamd Het Hof te Kessel. Peter heeft gevraagd wat hij moest hebben voor de 4 ½ mergen grond zijnde hooi- of weiland, genaamd de Zeven Mergen onder Lith. Hendricus antwoordde f 4.000,-- , maar Peter bood maar f 2.000,-- waarop Hendricus antwoordde: “Kom, kom, dat is maar jongenswerk, zwijg er verder maar over.” Daarop bood Peter f 1.000,-- per mergen. Henricus vroeg daarop wat Peter zou betalen als hij zijn woord niet zou houden. Peter antwoordde dat hij 100 dukaten zou betalen aan de Armen, waarna Henricus heeft ingestemd met de verkoop en zei dat hij meteen naar de secretaris zou gaan om verkoop te melden en ook meteen is opgestapt.

4 Chirurgijn François Ulijn wonend te Lith verklaart op verzoek van L. A. Bokstaart, president vanwege afwezigheid van de schout-civiel, dat hij vanmorgen rond 07.00 uur dode lichaam geschouwd heeft van Willem Kerskes, jongman gewoond te Lith, gevonden achter de kerkmuur aan de kant van de Oude Maas, met het hoofd in de modder gesmoord. Hij heeft geen kneuzingen of andere kwetsuren aangetroffen. Volgens de verklaring van de moeder zou hij een emmer water gaan halen, maar omdat hij veel last heeft van de vallende ziekte, is hij waarschijnlijk weer overvallen door die ziekte.