skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg
Menu
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg

Archieven

Index schepenprotocol Veghel (7700.103)

beacon
46  records
 
 
Schepenakte
1 Voor schepenen in veghel verschenen Pieter Schippers, "regerend schepen", en Hendrina Peters van Heensbergen, vrouw van Claas Schoonhoven, inwoners van Veghel, om op verzoek van het Hoog officie in Den Bosch een verklaring af te leggen. Pieter Schippers verklaart "dat hij wel heeft hooren seggen, dat op saturdag den dertiende julij des voorleedene jaers 1748 des namiddags voor en ontrent het huijs van Jacob Meijers, synde van de Joodsche Natie, woonagtig alhier, een meenigte ingezeetenen deses dorps sijn vergadert en bijeen gerot, zoo mans, vrouwe, als kinderen. Dat hij deponent te dier tijt voor bij syne huijsinge heeft sien gaen Anthonij Scheij, molenaer alhier. Dat die teegens hem deponent sijde, "Sa, Schippers, schepen, waer bende?" Dat denselven Scheij al voortgaande verder riep: "Sa, nabueren off vrienden, sta nu bij." Dat cort daer op ’t voors(creven) volk off ingezeetenen bij den anderen is gecoomen, dog dat hij deponent alsdoen is gegaen naar ’t raadthuijs, zynde ander eijnde van de Straat, en mits dien niet heeft konnen hooren off sien watter aent huijs van den jood Meijers is voorgevallen. Dat hij deponent ses sondags den veertienden der voors(creven) maant, na buytens dorps is geweest, dat hij oversulx mede niet heeft gehoort off gesien watter dien dag wederom aent huijs vanden joodt Jacob Meijers is voorgevallen. Wijders verclaert de tweede dep(onen)te (Hendrina Peters van Heensbergen) op voors(creven) saturdag namiddag in haer huijs sijnde eens over de deur ging kijken. Dat sy alsdoen door de straat sag gaen Anthony Scheij, molenaer alhier. Dat sij deponente heeft gehoort dat den voornoemde Scheij riep: "’t Is tijt," offwel: "Sta bij," sonder de preciese woorden onthouden te hebben. Dat sij deponente wat agteraff woont en mitsdien het volk dat sig, soo sij deponente gehoord heeft, te dier tijt bijeen vergaderde niet heeft konnen sien.
Vervolg:
Dat sij deponente sondags den veertiende der voors(creven) maant julij 1748 des namiddags wel jongens heeft sien loopen aen de cant vant huijs van den joodt Jacob Meijers, en ook wel gehoort heeft datter opt huijs van den joodt Jacob Meijers gegooijt wierd."
Persoon in schepenakte:
Hendrina Peters van Heensbergen  
Pieter Schippers  
Claas Schoonhoven  
Jacob Meijers  
Anthonij Scheij  
Anthony Scheij  
Datering:
30-5-1749
Pagina:
1
Soort akte:
Attestatie
Plaats:
Veghel
Toegangsnummer:
7700
Inventarisnummer:
103
Bron:
Schepenbanken
Geografische namen:

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
 
 
 
 
 
Schepenakte
2 Voor schepenen in Veghel verschenen Wouter Wagemans, Jacobus Wouter Wagemans en Hendricus van der Linden, om op verzoek van het Hoog Officie in Den Bosch een verklaring af te leggen. Zij verklaren dat het hen "wel kennelijk is dat op saturdag den derthienden julij 1748 mitsgaders ook des sondaegs den veertienden dito des namiddgs ontrent de huysinge off wooninge van den joodt Jacob Meijers eenige ingezeetenen op de Straat by den anderen zijn vergadert. Dat sy deponenten ook wel hebben hooren seggen dat op die namiddagen eenige insolentien syn begaen aent huys van voornoemde Jacob Meijers met het goijen van steenen op het selve huijs sonder egter te weeten wie, off wat persoonen eygentlijk gesmeeten hebben. Dat sy deponenten ook niet weeten welke ingeeetenen aenlijdinge tot het voors(creven) samenrotten en opgevolgt smijten gegeeven mogte hebben. Dat sij ook niemant hebben hooren roepen, off de nabueren aenspreeken om bij malcanderen te comen en bijstant te doen.
Persoon in schepenakte:
Jacobus Wouter Wagemans  
Hendricus van der Linden  
Wouter Wagemans  
Jacob Meijers  
Datering:
30-5-1749
Pagina:
2
Soort akte:
Attestatie
Plaats:
Veghel
Toegangsnummer:
7700
Inventarisnummer:
103
Bron:
Schepenbanken
Geografische namen:

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
 
 
 
 
 
Schepenakte
3 18 julij 1749 hebben schepenen zich begeven ten huijse van Hendrik Hendrik Verasseldonk, woonagtig alhier ter plaatse Ham, alwaer gepasseerde nagt een inbraeke en cruelle behandelinge aen 't gansche huijsgesin gepleegt en bestoolen is geworden. Hendrik Hendrix Verasseldonk; Jenneken Adriaen Voogels, zijne huijsvrouwe, bijde gequetst te bedde liggende; Elisabeth Hendrik Voogels, dienstmaagt, c. 25 jaar; Leendert Aart Smits, dienstknegt, c. 19 jaar. Afgelopen nacht rond één uur is onder den durpel aen 't agterdeur doorgegraeven, die agterdeur geopent en vervolgens door de middeldeur in desselfs huijsinge zijn gecoomen. Deponenten hoorden iets aen 't vuur knappen, apparent buspoeder daer ingeworpen, waerop zij wakker wordende, een grooten vlam stroij saagen branden, verbeeldende dat het huijs in brand was. Uit bed springende zagen ze drie manspersoonen, ieder met een sakpistool. Deponenten kregen een slag tegen het hoofd, werden aan handen en voeten gebonden, met het gezicht omlaag gelegd en bedekt met lakens, zodat ze niets konden zien. Vraegende alsdus naar haer gelt, dog geantwoort: "Wij hebben geen gelt, als datter in de kast in de broek is." Een van die comphie sijde: "Waer is dan de sleutel?". "Die steekt in mijnen rok". Uit de kast haalden zij omtrent 6 gulden. Dat zij daer nog geen genoegen mede willende neemen, deese vagebonden de tang in 't vuur heet maekende, alsdaen haer met de gloijende tang bijde haere beenen hebbende toegeneepen, om haer gelt te wijsen. Ook verschijde deerlijke stokslaegen, soo op haer hooft als lichaam kreegen. En sijde sij: "Soo dit nijpen met deese gloijende tang nog niet genoeg is, sullen wij, soo gij uw gelt niet wijst, den hals affsnijden." De 3e deponente werd op dezelfde manier behandeld. En wijders gesien dat een van deese booswigten stondt met het broodtmes in de handt op den keel van den eersten deponent, zeggende: "Ik mag wel leijden dat mij de duijvel hael, soo ik uw keel niet afsnij, indien gij geen gelt meer en wijst."
Vervolg:
Dit geschiede alles tijde als de andere comphies de kast opende en plunderde. Ook de 4e deponent werd zo behandeld, waarbij werd gezegd: "Zijt gij nu maer stil, uw sal geen leet geschieden." Dat een wijnig tijt daernaer hoorde dat de tang uijt het vuur wierd gehaelt, alwaer de 2 1e deponenten mede zijn geneepen en wel soodaenig dat hij het nijpen, mits de tang gloijig was, hoorde sissen. En het gekerm van deselve was seer naar om te hooren. Dat hij wel weet 4 persoonen heeft gesien. En nog eenen, zijnde den 5e stont aen de deur naast de stal uijtgaende. Wijders verclaeren dat opgemelte booswigten alnog haer 2 1e deponente zoontje, out 7 jaar, hun dogterje van 5, hun soontje van 4, aen handen en voeten hadden gebonden. Dat zij, naar dat alles gerooft hadden, wel te waerde van c. 250 gulden, opgepakt en mede genoomen hebbende, dog voor haer vertrek den knegt eerst nog op twee andere plaatsen aen de beenen gebonden, zijde: "Maakt dat gij het hier niet van en segt. maar ofte wij dat zeggen oft niet, morgen sult gij het evenwel doen. En gaet maar naar de drost, naar alle gedagte. Wij kennen den duijvel wel, want die konnen wij genoeg dwingen. En soo wij dat hooren, dat gij ons beklapt hebt, koomen wij wederom, al wast over twee jaeren en sullen u huijs in brandt steeken en laetende u leevendig in verbranden." De 2 1e deponenten hebben ieder 2 quetsuure op haer hooft, verschijde blauwe placken van de toegebragte slaegen op haer lichaem. Daerbij ieder aen een been deerlijk gebrandt en soodaenig van de gegeeve quetsuure gebloijt, dat haer hemden, ons schepenen vertoont, niet anders als bloet geleekenen. De twee eerste deponenten verclaeren alnog dat wanneer zij ter aarde waren nedergeslaegen, zij booswigten zijde: "Wij zijn wel in 't regte huijs, maer bij de oude luijden niet. Waer zijn die nu?" En bij haer deponenten wierd geantwoort: "Die zijn doodt en weg." Dat zij booswigten wederom repliceerde: "Dat kan niet helpen, geslieden moeten het nu besnieten."
Persoon in schepenakte:
Hendrik Hendrik Verasseldonk  
Hendrik Hendrix Verasseldonk  
Jenneken Adriaen Voogels  
Elisabeth Hendrik Voogels  
Leendert Aart Smits  
Datering:
18-7-1749
Pagina:
14v
Soort akte:
Attestatie
Plaats:
Veghel
Toegangsnummer:
7700
Inventarisnummer:
103
Bron:
Schepenbanken
Geografische namen:

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
 
 
 
 
 
Schepenakte
4 Voor schepenen in Veghel verschenen Catharina, vrouw van Johannes Hellings, Clasina, vrouw van Joachimus van den Tillaer, Maria, vrouw van Arnoldus van den Hurk, Jenneke, weduwe van Bernt van Ekeren, Maria, weduwe van Peter van Duern, Susanna Abrahams, vrouw van Jacob Meijers, en Tonij van Mensel, "luyden van eere" en allen inwoners van Veghel, die op verzoek van het Hoog Officie in Den Bosch een verklaring afleggen. Zij verklaren "dat op vrijdag sijnde geweest den vyffentwintigste deeser maendt july 1799 negenveertig (wanneer alhier door den drossaert van Beek en Donk seekere manspersoon ten huyse van den vorster alhier gebragt was) ontrent de clokke een uur aen haer comparantens huyse is komen bedelen seekere vrouwspersoon by sig hebbende een kleyn kint op haere rugge gebonde, en verclaert de eerste comp(aran)te aen deselve vrouwspersoon te hebbe gegeve eene duijt. De tweede comp(aran)te verclaert aen deselve eene duijt te hebbe gegeven. De verdere comparanten verclaere aendeselve vrouwspersoon ieder eene duyt te hebbe gegeven. Verclarende de laeste deponent, dat hij op straet staende aen die vrouwspersoon de duyt niet verre van syn huysinge synde heeft gegeven, wanneer sij aen hem een aelmoes vroeg. Eijndelijk verclaeren sij com(aran)ten gehoort te hebben dat die voors(creven) vrouwspersoon, welke als voor bij haer gebedelt heeft, even buijten de Straet, op Middegael, door den drossaert van Beeck en Donck agterhaelt wiert met nog een kerel, welke sy by sig hadt na S’ Bosch op deselve dag is gebragt geworden."
Persoon in schepenakte:
Joachimus van den Tillaer  
Arnoldus van den Hurk  
Bernt van Ekeren  
Peter van Duern  
Tonij van Mensel  
Johannes Hellings  
Susanna Abrahams  
Jacob Meijers  
Datering:
27-7-1749
Pagina:
22
Soort akte:
Attestatie
Plaats:
Veghel
Toegangsnummer:
7700
Inventarisnummer:
103
Bron:
Schepenbanken
Geografische namen:

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga