Archieven

1 Pieter Ceket en Steeven de Bruijn als diakenen van de gereformeerde kerk te Grave vesten Peter van Cuijk en Catharina van Velp e.l. het huis en erf in de Rogstraat, aan de ene zijde naast het erf van Hubert Maximiliaen Coeberg, aan de andere zijde de erfgenamen Pierlingh en voor aan de gemene straat, met geen andere lasten dan 's heren poortchijns, zes gulden aan de erfgenamen Weermond verkocht voor vierhonderdvijftig gulden. Substituutscholtis Pieter Anthony Meuleman, schepenen Jacobus Smits en Anthonij Cramer. 5 juli 1731. in de marge: de 40ste penning half 7-10-0 dd 4 juli 1731. de rente van zes gulden onderstreept; in de marge: mij secretaris gebleken bij kwitantie met de volgende inhoud: ondergetekende verklaart door Willem Nyenhuysen te zijn betaald van het kapitaal en achterstallige renten van zes gulden uit zijn huis in de Rogstraat naast het huis van de erfgenamen Pierlink, de rentebrief nu niet voorhanden, met toestemming tot royement, Roermond 14 februari 1764, w.g. weduwe van Aefferden, dus geroyeerd, 29 september 1764, P. Ragaij

2 Peter van Cuyk en Catharina van Velp e.l. verklaren heden van Pieter Ceket en Steeven de Bruyn als diakens van de gereformeerde kerk te hebben ontvangen het huis en erf in de Rogstraat, aan de ene zijde naast het erf van Hubert Maximiliaen Coeberg, aan de andere zijde de erfgenamen Pierlingh en voor aan de gemene straat, conform de koopvoorwaarde van de 2de dezer, verklaren nog de volle koopsom schuldig te zijn ter somme van vierhonderdvijftig gulden, onder verbintenis van hun persoon en goederen en i.h.b. dit huis. Substituutscholtis Pieter Anthony Meuleman, schepenen Jacobus Smits en Anthonij Cramer. 5 juli 1731. doorgehaald; in de marge: ondergetekende als diaken van de gereformeerde diakonie armen der stad Grave verklaart van Paul van Cuyk te hebben ontvangen de som van tweehonderdvijftig gulden in mindering van het hiernaast staande kapitaal van vierhonderdvijftig gulden gereserveerd de rente, 6 maart 1742, J. V.D. Meule. eronder: mij gebleken bij kwitantie van de predikant H.H. Creemers en de diaken P.L. Muller dd 14 mei 1796 dat de resterende 250 [sic] gulden met rente door Herm. Nieuwenhuijsen zijn voldaan, dus geroyeerd, 31 oktober 1796, W. Smits

3 Arnoldus vander Plaet en Margrita Bax e.l., de procureur Johan Therporten uit kracht van procuratie van Catharina Bax meerderjarige jongedochter voor de notaris H. Swart en getuigen te Grave dd 7 dezer, schepenen gebleken, vesten Hendrina Ingenool weduwe van scholtis Ludolph de Quaij het huisje en erf op de Markt tussen de erven van mevrouw de Quaij voornoemd en voor aan de Markt, comparanten uit de boedel van hun ouders en voorouders qq aanbedeeld volgens onderhands magescheid dd 18 maart 1731 en door comparanten gedonateerd aan mevrouw de Quaij volgens akte dd 19 maart 1731 met geen andere lasten dan vierentwintig stuivers aan de St. Anna broederschap getaxeerd op driehonderd gulden volgens akte van taxatie dd 7 dezer conform de ordonnantie op de 40ste penning, alles schepenen gebleken,. Substituutscholtis Pieter Anthonij Meuleman, schepenen Anthonij Cramer en Johan van Diependael. 10 juli 1731. in de marge: de 40ste penning 8-5-0 dd 7 juli 1731

4 extract uit het onderhandse magescheid dd 18 maart 1731 te Grave: Catharina Bax met de advocaat vander Gronde als momboir en Arnoldus vander Plaet en Margrieta Bax e.l. als erfgenamen van hun moeder Sara Rosen en hun moei Geertruijd Rosen erfgenamen van Johannes, Mechteld en Maria Rosen enerzijds, en Anna Catharina de Galot met H. vanden Middegael als momboir voor zichzelf en als weduwe en boedelhoudster van Jacobus du Molin, als erfgenaam van haar moeder Johanna Rosen die naast haar oom en moei voornoemd alle samen ieder voor een zesde part erfgenamen zijn geweest van Guiliam Rosen en zijn echtgenote Trientje hun resp. grootvader en grootmoeder anderzijds, komen mbt de ongerede goederen (de gerede zijn sinds lang verdeeld) het volgende overeen: de goederen bestaan in drie huisjes, het eerste op de Markt tussen de erven van wijlen Ludolph de Quaij, het tweede achter het Stadhuis op het hoekje van de Schere straat belast met vijf gulden en het derde in de Rogstraat naast het erf van wijlen Paulus Beringhs belast met negen gulden; de laatste condividente is voor zichzelf en haar kinderen daartoe gerechtigd voor een derde part en de eerste condividenten als erfgenamen van hun moeder en moei voor vijf zesde parten; desalniettemin wordt de condividente Anna Catharina de Galot voor zichzelf en haar kinderen ter voldoening van haar portie en al haar rechten op de nalatenschap van hun grootvader en grootmoeder Giliam en Trientje Rosen toegedeeld het huisje in de Rogstraat naast het erf van Paulus Beringhs met de last van negen gulden, terwijl aan de eerste twee condividenten in voldoening van hun portie in de naleatenschap van hun grootvader en grootmoeder wordt aangedeeld de twee andere huisjes op de Markt en op de hoek van de Scherestraat met de last van vijf gulden. Grave, 18 maart 1731, w.g. Catrijn Bax, A.V.D. Plaet, Margrieta Bax, Anna Catrin de Galot, Henr. vander Gronde qq, H.V. Middegael qq., H.W. Prangan substituutsecretaris