Archieven

187 Theodorus Hermans en Anna Maria Raaijmaker, echtelieden; Jan van Genabeek in eerder huwelijk met Hermina Raaijmaker, hertrouwd met Johanna Catharina van den Hoogen; allen kinderen en erfgenamen van Albertus Raaijmaker en Maria van den Bos, echtelieden, gewoond hebbende en overleden te Grave, verklaren dat hun vader en schoonvader op 11 september 1797 op zijn sterfbed aan zijn erfgenamen had gevraagd een zekere halve morgen hooi- of weiland, zijnde ¼ part van een camp in het geheel groot twee morgen, genaamd Den Sluijscamp in de Wijth, jurisdictie Grave, onverdeeld en in zijn geheel, niet zal mogen worden verkocht, nog bezwaard op enigerlei wijze, maar dat van de jaarlijkse pacht jaarlijks een jaargetij moet worden gehouden voor hem en zijn overleden echtgenote en dat het overschot jaarlijks moet worden uitgereikt aan de naaste behoeftigen en arme vrienden. De erfgenamen begeren dat zulks door hen, hun kinderen, kindskinderen en alle verdere nakomelingen zal worden gedaan.

188 Hermanus Nieuwenhuijsen en Maria Rodijnen, echtelieden wonende te Grave verklaren dat de langstlevende enige erfgenaam zal zijn. Edoch zal langstlevende zijn of haar na te laten kinderen, genaamd Johanna, Wilhelminus, Jacoba, Elisabeth en Geertruijda Nieuwenhuijsen opvoeden en te brengen tot een staat van kostwinning naar staat en gelegenheid van de boedel. Verder verklaren zij naast de langstlevende tot voogden, hun zwager en broeder, respectievelijk Hendrik Boerkamp en Willem Rodijnen, Werelds Priester in Herpen. Laatstelijk, als de langstlevende een nieuw huwelijk aangaat, zal de voogden een staat van alle goederen van de boedel worden verstrekt, ten koste van de gemene boedel.

189 Willemina Sisseren, ongehuwde bejaarde dochter, wonend in Cuijk verklaart tot haar universele erfgenamen haar zwager en zuster Anthonij Bartholomeus van Dieren en Johanna Catharina van Sisseren, echtelieden wonend in Grave. Zij laat onder andere na, kleren, linnen en wollen goed, zilver, gemunt en ongemunt. Bij vooroverlijden van haar zwager en zuster, verklaart zij de dezelve na te laten kind of kinderen in hun vader en moeders plaats en sluit zij bij deze uit van de nalatenschap haar broeder Johannes Isacq van Sisseren en zijn kinderen om haar moverende redenen.

190 De burgers Arn. Van Bocholt, I. Melchior en de burgeresse en de weduwe van wijlen Hermanus van Nieuwenhuijsen, wonend in Grave machtigen de burger H. C. Bijvank, wonende te ’s-Gravenhage, te ontvangen wegens gedane leveranties: Voor eerste comparant 152 guldens en 2 stuivers; voor tweede comparant 54 guldens en 7 stuivers en voor derde comparante 43 guldens en 16 stuivers.